Open Monumentendag
zet sport in de kijker.
Lees meer over sporthallen
Het voormalige Fort van Deurne was een onderdeel van het Versterkt Kamp Antwerpen, een gordel van zeven forten en een lunet die in 1852-1854 door de Belgische Staat werd opgetrokken rond de Spaanse omwalling . Nauwelijks voltooid werden deze forten al overbodig door de bouw van de Brialmontvesting in 1859-1867. Het ‘Fortje’ behield zijn militaire functie tot omstreeks 1920.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Fortje gebruikt als schuilkelder en noodwoningen. Vanaf 1946 werden de gronden door Defensie aan de Domeinen van de Staat overgedragen om ze te herbestemmen tot woonzone in het kader van de Nationale Werven. Dit huisvestingsprogramma was een initiatief van de minister van Wederopbouw, de communist Jean Terfve, bedoeld om oorlogsgetroffenen aan voordelige voorwaarden een nieuwbouwwoning aan te bieden. De herbestemming van het Fortje was onderdeel van het stedenbouwkundig plan dat voor de aanleg van de nieuwe wijk werd getekend en dat in de volgende decennia gedeeltelijk werd gerealiseerd.
Vanaf 1955 werkte Renaat Braem in opdracht van de gemeente Deurne aan de omvorming van het zogenaamde Fortje tot een sport- en cultuurcentrum. Hij werkte hiervoor samen met architect Octave Koninckx. Aangezien de half ovale vorm van het reduit een arena vormt, ging Braem uit van een integraal behoud van het fort. Hij deed enkel zuiver constructieve ingrepen. De ruimte werd overspannen met lange glulam-elementen en de halfronde zijde was voorzien van acht boogspanten die in één scharnier samenkomen. De tegenoverliggende zijde werd afgesloten met een glazen schermgevel, eveneens van glulam-elementen. Voor de nodige lichtinval zorgde Braem met een glasstrook tussen muur en dak en via talrijke perspexkoepels aangebracht in het dakschild.
De ring van kazematten werd met glaswanden van de rondgang afgesloten en via minimale ingrepen aangepast aan nieuwe functies, zoals toiletten, kleedkamers, een foyer en clublokalen met een aparte buitentoegang. In de bestaande lokalen met een keelfront bracht hij de ingangen, de conciërgewoning, tentoonstellingszalen, kantoren, vergaderzalen en het cafetaria onder. De tribune die de arena aan de drie zijden omringt, gaf hij een capaciteit van ruim 750 zitplaatsen. De bovengalerij telt nog eens een duizendtal staanplaatsen. Het galerijniveau sluit aan op het dakplatform van het fort, dat in het ontwerp vorm kreeg als een wandelterras.
In 1965 werd de sporthal in gebruik genomen. Het gebouw onderging later een aantal grondige aanpassingen door het toevoegen van een zware schermgevel in beton en een nieuwe bedaking waarbij het daglicht uit het interieur wordt geweerd.
Arenaplein 1, 2100 Deurne
Arena
DeBist
Universiteit
Antwerpen
Wanneer sport als ontspanning na de Tweede Wereldoorlog bij alle bevolkingslagen doordringt, zagen overheden het als hun taak om sport te institutionaliseren en werd gestart met de bouw van voor iedereen toegankelijke sportinfrastructuur. Vanaf de jaren 1960 werden overal in Vlaanderen sporthallen en zwembaden gebouwd. In Antwerpen werden tussen 1956 en 1977 tien sporthallen opgericht, allemaal met de techniek van gelamelleerde en gelijmde spanten. Ze zijn gemaakt volgens het systeem van de ‘glulams’ waarbij fijne houten lagen aan elkaar gekleefd worden met harsen of lijm. Hierdoor ontstaat een sterk, quasi homogeen materiaal. Het procedé werd voor het eerst toegepast in 1900 door de Zwitser Otto Hetzer en werd voorgesteld op de wereldtentoonstelling van Brussel in 1910.
Met de gelamelleerde en gelijmde spanten werd het mogelijk grote afstanden en hoogtes te overspannen. Daarom werden ze ook het vaak toegepast in grote ruimtes zoals sporthallen. In België is de vervaardiging van houten spanten volgens de glulam-methode verbonden met de Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene . Zij stelden in de jaren 1950 het productieproces op punt. Na de wereldtentoonstelling van 1958 kende het gebruik een groot succes.
De sporthal aan het Arenaplein in Deurne was de eerste in Antwerpen waarvoor gebruik werd gemaakt van De Coene-spanten. Ze werden gebruikt voor het overdekken van de binnenkoer van een voormalig fort. Ook de Expohal in Deurne heeft een houten spantenstructuur. Aanvankelijk opgericht als tentoonstellingspaviljoen op de wereldtentoonstelling van 1958 werd het twee jaar later heropgericht als sporthal. In 1965 werden met de bouw van sporthal De Bist in Wilrijk en sporthal All Inn aan de Schijnpoortweg voor het eerst volledig nieuwe sporthallen opgericht waarbij gebruik werd gemaakt van een houten spantenstructuur.
Open Monumentendag
zet sport in de kijker.
Lees meer over sporthallen
Arenaplein 1, 2100 Deurne
Het voormalige Fort van Deurne was een onderdeel van het Versterkt Kamp Antwerpen, een gordel van zeven forten en een lunet die in 1852-1854 door de Belgische Staat werd opgetrokken rond de Spaanse omwalling . Nauwelijks voltooid werden deze forten al overbodig door de bouw van de Brialmontvesting in 1859-1867. Het ‘Fortje’ behield zijn militaire functie tot omstreeks 1920.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Fortje gebruikt als schuilkelder en noodwoningen. Vanaf 1946 werden de gronden door Defensie aan de Domeinen van de Staat overgedragen om ze te herbestemmen tot woonzone in het kader van de Nationale Werven. Dit huisvestingsprogramma was een initiatief van de minister van Wederopbouw, de communist Jean Terfve, bedoeld om oorlogsgetroffenen aan voordelige voorwaarden een nieuwbouwwoning aan te bieden. De herbestemming van het Fortje was onderdeel van het stedenbouwkundig plan dat voor de aanleg van de nieuwe wijk werd getekend en dat in de volgende decennia gedeeltelijk werd gerealiseerd.
Vanaf 1955 werkte Renaat Braem in opdracht van de gemeente Deurne aan de omvorming van het zogenaamde Fortje tot een sport- en cultuurcentrum. Hij werkte hiervoor samen met architect Octave Koninckx. Aangezien de half ovale vorm van het reduit een arena vormt, ging Braem uit van een integraal behoud van het fort. Hij deed enkel zuiver constructieve ingrepen. De ruimte werd overspannen met lange glulam-elementen en de halfronde zijde was voorzien van acht boogspanten die in één scharnier samenkomen. De tegenoverliggende zijde werd afgesloten met een glazen schermgevel, eveneens van glulam-elementen. Voor de nodige lichtinval zorgde Braem met een glasstrook tussen muur en dak en via talrijke perspexkoepels aangebracht in het dakschild.
De ring van kazematten werd met glaswanden van de rondgang afgesloten en via minimale ingrepen aangepast aan nieuwe functies, zoals toiletten, kleedkamers, een foyer en clublokalen met een aparte buitentoegang. In de bestaande lokalen met een keelfront bracht hij de ingangen, de conciërgewoning, tentoonstellingszalen, kantoren, vergaderzalen en het cafetaria onder. De tribune die de arena aan de drie zijden omringt, gaf hij een capaciteit van ruim 750 zitplaatsen. De bovengalerij telt nog eens een duizendtal staanplaatsen. Het galerijniveau sluit aan op het dakplatform van het fort, dat in het ontwerp vorm kreeg als een wandelterras.
In 1965 werd de sporthal in gebruik genomen. Het gebouw onderging later een aantal grondige aanpassingen door het toevoegen van een zware schermgevel in beton en een nieuwe bedaking waarbij het daglicht uit het interieur wordt geweerd.
Arena
Expo
Wanneer sport als ontspanning na de Tweede Wereldoorlog bij alle bevolkingslagen doordringt, zagen overheden het als hun taak om sport te institutionaliseren en werd gestart met de bouw van voor iedereen toegankelijke sportinfrastructuur. Vanaf de jaren 1960 werden overal in Vlaanderen sporthallen en zwembaden gebouwd. In Antwerpen werden tussen 1956 en 1977 tien sporthallen opgericht, allemaal met de techniek van gelamelleerde en gelijmde spanten. Ze zijn gemaakt volgens het systeem van de ‘glulams’ waarbij fijne houten lagen aan elkaar gekleefd worden met harsen of lijm. Hierdoor ontstaat een sterk, quasi homogeen materiaal. Het procedé werd voor het eerst toegepast in 1900 door de Zwitser Otto Hetzer en werd voorgesteld op de wereldtentoonstelling van Brussel in 1910.
Met de gelamelleerde en gelijmde spanten
werd het mogelijk grote afstanden en hoogtes te overspannen. Daarom werden ze ook het vaak toegepast in grote ruimtes zoals sporthallen. In België is de vervaardiging van houten spanten volgens de glulam-methode verbonden met de Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders
De Coene . Zij stelden in de jaren 1950 het productieproces op punt. Na de wereld-tentoonstelling van 1958 kende het gebruik een groot succes.
De sporthal aan het Arenaplein in Deurne was de eerste in Antwerpen waarvoor gebruik werd gemaakt van De Coene-spanten. Ze werden gebruikt voor het overdekken van de binnenkoer van een voormalig fort. Ook de Expohal in Deurne heeft een houten spantenstructuur. Aanvankelijk opgericht als tentoonstellingspaviljoen op de wereldtentoonstelling van 1958 werd het twee jaar later heropgericht als sporthal. In 1965 werden met de bouw van sporthal De Bist in Wilrijk en sporthal All Inn aan de Schijnpoortweg voor het eerst volledig nieuwe sporthallen opgericht waarbij gebruik werd gemaakt van een houten spantenstructuur.
De Bist
Universiteit
Antwerpen