Kasteelpleinstraat 31, 2000 Antwerpen

Sint-
Lievenscollege

De school werd tussen 1929 en 1932 ontworpen in een late art-decostijl door de bouwmeesters Jef Huygh, Flor Van Reeth en Jan Smits. Het was een van de eerste volledig Nederlandstalige katholieke scholen in Vlaanderen. Industrieel Lieven Gevaert kocht van suiker- en chocoladefabrikant Gevers gronden en gebouwen om het project te realiseren. 

Het Sint-Lievenscollege heeft een opvallende gevel in de Kasteelpleinstraat. Bijzonder is dat er gekozen werd om op de begane grond winkelruimten (met een private eerste verdieping) te voorzien. Achter deze voorbouw bevindt zich een onregelmatig opgebouwd complex, dat grotendeels de structuur van de oudere fabriek volgt. Om financiële redenen was beslist een deel van het bestaande complex te recupereren. Enkel het centrale gedeelte van de fabriek werd volledig afgebroken voor de aanleg van de speelplaats. 

Het programma bestond naast klaslokalen onder andere uit een bibliotheek, een studiezaal, slaapzalen voor de internen, een feestzaal en een kapel. Vernieuwend was een dakspeelplaats voor de internen en een daktuin voor de priesterleraren. Aan het interieur van de school werd zeer veel zorg besteed. Het was de bedoeling om een Gesamtkunstwerk te creëren waarbij alle details van het interieur bij elkaar pasten. De twee ruimtes waaraan het meest aandacht werd besteed zijn de feestzaal en de kapel. Deze laatste was een ontwerp van Flor Van Reeth, met inbreng van Eugeen Yoors en Rie Haan. 

De plannen die de drie architecten uittekenden gingen uit van 500 leerlingen. Door het onverhoopte succes van de school was dat aantal na drie jaar al bereikt en dus kampte de school al snel met capaciteitsproblemen. Onder andere de sportinfrastructuur was ontoereikend. 

In 1930 voorzag men een gymruimte in het voormalige suikermagazijn (gebouw C). Veel stelde die niet voor: er werd vooral op de aanpalende grote speelplaats A gekegeld, gebogen en gestrekt, vaak door drie klassen tegelijk onder leiding van één leraar. In 1943 waren er plannen om ruime sportvoorziening te realiseren op het dak van klassengebouw A, ter vervanging van de daktuin. Het plan van architect Jan Smits bleef in de lade zitten: men vreesde stabiliteitsproblemen na de inslag van een V1 op het naburige Terninckinstituut. Het gebrek aan turnzaal werd tijdelijk opgelost door gebruik te maken van hoeken en kanten van de art-decofeestzaal. En speelplaats A vormde het decor van massaal bijgewoonde gymnastiekfeesten, naar het Zweedse model en met een hoog theatraal gehalte.

In 1949 maakte Smits plannen voor een nieuw gebouw met turnzaal dat gerealiseerd moest worden in de Sint-Lieventuin (zijde Begijnenvest). Met financiële tussenkomst van Elsa Gevaert werd het gebouw (E) in het begin van de jaren 1950 gerealiseerd naar ontwerp van architect en oud-leerling Paul Goossens. Naast de deur van de turnzaal werd een reliëf met de beeltenis van Elisabeth Van Hongarije aangebracht, patroonheilige van Elisa Gevaert, een ontwerp van oud-leerling Olivier Van Dongen. In 1958 werden op het gebouw twee bijkomende verdiepingen met klaslokalen aangebracht. De aanpalende speelplaats met basketterrein wordt vanaf 1969 de uitvalsbasis van de succesvolle club Olicsa.

Tussen 1960 en 1962 rijst een nieuwbouw (G) op aan de Terninckgang, opnieuw naar de plannen van Paul Goossens, mét een nagelnieuwe turnzaal voor de lagere school. Die uitbreiding kwam niets te vroeg. In 1962-63 waren er al 1422 leerlingen. Tussen 1967 en 1969 rijpt dan het idee voor de constructie van een zwembad. Het sluit aan bij de algehele facelift die de school voor ogen heeft. Dat gebeurt deels vanuit praktische noodzaak, deels om de school aansluiting te laten vinden bij de moderne tijd. Daarvoor werd tussen 1970 en 1972 de feestzaal uit 1931 verbouwd. De zuilen, zoldering en doorbrekingen voor speelplaatsramen en -deur herinneren nog aan de oorspronkelijke vormgeving. Een Sint-Lievenszwemclub traint er voor en na de schooluren. 

De laatste kwarteeuw werd de school nog tweemaal uitgebreid. Dat gebeurde op de campus Kasteelpleinstraat tussen 1999 en 2003 met de voormalige stadsschool van Pieter Dens, waar een nieuwe gymzaal op kleuterschaal gecreëerd werd. Ook tussen 2014 en 2019 met een deel van de fundatie Terninck: dat leverde wel veel speelruimte maar geen grote sporthal op. Tussen 2001 en 2010 ontwikkelde zich de campus Amerikalei met veel ruimte voor frisse vernieuwbouw. De turnzaal in het neogotische gebouw van Frans Baeckelmans daarentegen kreunt onder het gewicht van de tijd. De zoektocht naar en uitbouw van meer adequate en grotere sportinfrastructuur blijft de directie en raad van bestuur hoofdbrekers bezorgen.

 www.sintlievens.eu


Offline: This content can only be displayed when online.

Door de aanwezigheid van een aantal markante figuren zou Antwerpen tot de jaren 1930 het centrum van het Duitse turnen zijn, zowel in het verenigingsleven als in de scholen. Turnen werd in Antwerpen geïntroduceerd door Joseph Isenbaert. Hij had zijn diploma turnleraar in Duitsland gehaald en keerde in 1839 naar Antwerpen terug. Hier zou hij de eerste turn- en schermvereniging van het land oprichten, de Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers (1839). Leden waren afkomstig uit de Antwerpse hogere burgerij. In 1846 werd Isenbaert aangesteld als turnleraar in het stedelijk atheneum. Later gaf hij onder andere ook turnles aan de handelsschool Sint-Ignatius, de Duitse school en verschillende Antwerpse privéscholen. In functie van zowel zijn private als schoolse turnlessen richtte hij in 1853 met eigen middelen een moderne turnzaal in op de Meir. 

De Duitser Jacob Happel was turnleider in Isenbaerts Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers. Op zijn vraag werkte hij het Duitse systeem verder uit. Daarnaast verbeterde hij verschillende turntoestellen, waaronder het paard en de bok. Hij wordt aanzien als een van de grondleggers van het moderne turnen. In 1872 werd onder zijn leiding een nieuwe turnzaal gebouwd aan de Kunstlei, de huidige Frankrijklei.

Nicolaas Jan Cupérus was lid van de Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers en leerling van Isenbaert aan het Atheneum. In 1865 was hij medeoprichter van de Belgische Turnbond en in 1881 was hij stichtend voorzitter van het Bureau des Fédérations Européennes de Gymnastique (nu Fédération Internationale de Gymnastique). In 1868 lag hij mee aan de basis van de Gymnastische Volkskring.  Die ontstond uit de idee om naast de elitaire Société Gymnastique een Nederlandstalige turnvereniging voor volksmensen op te richten vanuit de overtuiging dat het een nuttig alternatief bood voor cafébezoek. Als lid van de commissies van Openbaar Onderwijs en van Openbare Gezondheid ijverde Cupérus voor de invoering van gymnastiek- en zwemonderwijs. 

In 1850 werd turnen een verplicht vak in het middelbaar onderwijs en in 1879 ook in het lager onderwijs. Antwerpen was vooruit op de officiële wetgeving. Onder invloed van Isenbaert was in de loop van de jaren 1840 het turnen in de meeste middelbare scholen een feit geworden. Tussen 1850 en 1860 werden ook in bijna alle gemeentelijke basisscholen eenvoudige bewegingsoefeningen gegeven. Tegen 1882 waren veel scholen ook al goed uitgerust voor deze turnlessen, want tijdens de bondsfeesten, georganiseerd door de Antwerpse Bondsvereniging, werden ze hiervoor gelauwerd. De zalen waren ingericht naar het voorbeeld van de turnzaal die Cupérus in 1878 had ingericht in de gemeentelijke meisjesschool van de Provinciestraat. Buiten de schooluren werden ze ook gebruikt door turnverenigingen. 

Turnen
Alle locaties in deze categorie
Offline: This content can only be displayed when online.
Sint-
Lievenscollege

  Kasteelpleinstraat 31, 2000 Antwerpen

De school werd tussen 1929 en 1932 ontworpen in een late art-decostijl door de bouwmeesters Jef Huygh, Flor Van Reeth en Jan Smits. Het was een van de eerste volledig Nederlandstalige katholieke scholen in Vlaanderen. Industrieel Lieven Gevaert kocht van suiker- en chocoladefabrikant Gevers gronden en gebouwen om het project te realiseren. 

Het Sint-Lievenscollege heeft een opvallende gevel in de Kasteelpleinstraat. Bijzonder is dat er gekozen werd om op de begane grond winkelruimten (met een private eerste verdieping) te voorzien. Achter deze voorbouw bevindt zich een onregelmatig opgebouwd complex, dat grotendeels de structuur van de oudere fabriek volgt. Om financiële redenen was beslist een deel van het bestaande complex te recupereren. Enkel het centrale gedeelte van de fabriek werd volledig afgebroken voor de aanleg van de speelplaats. 

Het programma bestond naast klaslokalen onder andere uit een bibliotheek, een studiezaal, slaapzalen voor de internen, een feestzaal en een kapel. Vernieuwend was een dakspeelplaats voor de internen en een daktuin voor de priesterleraren. Aan het interieur van de school werd zeer veel zorg besteed. Het was de bedoeling om een Gesamtkunstwerk te creëren waarbij alle details van het interieur bij elkaar pasten. De twee ruimtes waaraan het meest aandacht werd besteed zijn de feestzaal en de kapel. Deze laatste was een ontwerp van Flor Van Reeth, met inbreng van Eugeen Yoors en Rie Haan. 

De plannen die de drie architecten uittekenden gingen uit van 500 leerlingen. Door het onverhoopte succes van de school was dat aantal na drie jaar al bereikt en dus kampte de school al snel met capaciteitsproblemen. Onder andere de sportinfrastructuur was ontoereikend. 

In 1930 voorzag men een gymruimte in het voormalige suikermagazijn (gebouw C). Veel stelde die niet voor: er werd vooral op de aanpalende grote speelplaats A gekegeld, gebogen en gestrekt, vaak door drie klassen tegelijk onder leiding van één leraar. In 1943 waren er plannen om ruime sportvoorziening te realiseren op het dak van klassengebouw A, ter vervanging van de daktuin. Het plan van architect Jan Smits bleef in de lade zitten: men vreesde stabiliteitsproblemen na de inslag van een V1 op het naburige Terninckinstituut. Het gebrek aan turnzaal werd tijdelijk opgelost door gebruik te maken van hoeken en kanten van de art-decofeestzaal. En speelplaats A vormde het decor van massaal bijgewoonde gymnastiekfeesten, naar het Zweedse model en met een hoog theatraal gehalte.

In 1949 maakte Smits plannen voor een nieuw gebouw met turnzaal dat gerealiseerd moest worden in de Sint-Lieventuin (zijde Begijnenvest). Met financiële tussenkomst van Elsa Gevaert werd het gebouw (E) in het begin van de jaren 1950 gerealiseerd naar ontwerp van architect en oud-leerling Paul Goossens. Naast de deur van de turnzaal werd een reliëf met de beeltenis van Elisabeth Van Hongarije aangebracht, patroonheilige van Elisa Gevaert, een ontwerp van oud-leerling Olivier Van Dongen. In 1958 werden op het gebouw twee bijkomende verdiepingen met klaslokalen aangebracht. De aanpalende speelplaats met basketterrein wordt vanaf 1969 de uitvalsbasis van de succesvolle club Olicsa.

Tussen 1960 en 1962 rijst een nieuwbouw (G) op aan de Terninckgang, opnieuw naar de plannen van Paul Goossens, mét een nagelnieuwe turnzaal voor de lagere school. Die uitbreiding kwam niets te vroeg. In 1962-63 waren er al 1422 leerlingen. Tussen 1967 en 1969 rijpt dan het idee voor de constructie van een zwembad. Het sluit aan bij de algehele facelift die de school voor ogen heeft. Dat gebeurt deels vanuit praktische noodzaak, deels om de school aansluiting te laten vinden bij de moderne tijd. Daarvoor werd tussen 1970 en 1972 de feestzaal uit 1931 verbouwd. De zuilen, zoldering en doorbrekingen voor speelplaatsramen en -deur herinneren nog aan de oorspronkelijke vormgeving. Een Sint-Lievenszwemclub traint er voor en na de schooluren. 

De laatste kwarteeuw werd de school nog tweemaal uitgebreid. Dat gebeurde op de campus Kasteelpleinstraat tussen 1999 en 2003 met de voormalige stadsschool van Pieter Dens, waar een nieuwe gymzaal op kleuterschaal gecreëerd werd. Ook tussen 2014 en 2019 met een deel van de fundatie Terninck: dat leverde wel veel speelruimte maar geen grote sporthal op. Tussen 2001 en 2010 ontwikkelde zich de campus Amerikalei met veel ruimte voor frisse vernieuwbouw. De turnzaal in het neogotische gebouw van Frans Baeckelmans daarentegen kreunt onder het gewicht van de tijd. De zoektocht naar en uitbouw van meer adequate en grotere sportinfrastructuur blijft de directie en raad van bestuur hoofdbrekers bezorgen.

 www.sintlievens.eu


Offline: This content can only be displayed when online.
Alle locaties in deze categorie
Turnen

Door de aanwezigheid van een aantal markante figuren zou Antwerpen tot de jaren 1930 het centrum van het Duitse turnen zijn, zowel in het verenigingsleven als in de scholen. Turnen werd in Antwerpen geïntroduceerd door Joseph Isenbaert. Hij had zijn diploma turnleraar in Duitsland gehaald en keerde in 1839 naar Antwerpen terug. Hier zou hij de eerste turn- en schermvereniging van het land oprichten, de Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers (1839). Leden waren afkomstig uit de Antwerpse hogere burgerij. In 1846 werd Isenbaert aangesteld als turnleraar in het stedelijk atheneum. Later gaf hij onder andere ook turnles aan de handelsschool Sint-Ignatius, de Duitse school en verschillende Antwerpse privéscholen. In functie van zowel zijn private als schoolse turnlessen richtte hij in 1853 met eigen middelen een moderne turnzaal in op de Meir. 

De Duitser Jacob Happel was turnleider in Isenbaerts Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers. Op zijn vraag werkte hij het Duitse systeem verder uit. Daarnaast verbeterde hij verschillende turntoestellen, waaronder het paard en de bok. Hij wordt aanzien als een van de grondleggers van het moderne turnen. In 1872 werd onder zijn leiding een nieuwe turnzaal gebouwd aan de Kunstlei, de huidige Frankrijklei.

Nicolaas Jan Cupérus was lid van de Société de Gymnastique et d’Armes d’Anvers en leerling van Isenbaert aan het Atheneum. In 1865 was hij medeoprichter van de Belgische Turnbond en in 1881 was hij stichtend voorzitter van het Bureau des Fédérations Européennes de Gymnastique (nu Fédération Internationale de Gymnastique). In 1868 lag hij mee aan de basis van de Gymnastische Volkskring.  Die ontstond uit de idee om naast de elitaire Société Gymnastique een Nederlandstalige turnvereniging voor volksmensen op te richten vanuit de overtuiging dat het een nuttig alternatief bood voor cafébezoek. Als lid van de commissies van Openbaar Onderwijs en van Openbare Gezondheid ijverde Cupérus voor de invoering van gymnastiek- en zwemonderwijs. 

In 1850 werd turnen een verplicht vak in het middelbaar onderwijs en in 1879 ook in het lager onderwijs. Antwerpen was vooruit op de officiële wetgeving. Onder invloed van Isenbaert was in de loop van de jaren 1840 het turnen in de meeste middelbare scholen een feit geworden. Tussen 1850 en 1860 werden ook in bijna alle gemeentelijke basisscholen eenvoudige bewegingsoefeningen gegeven. Tegen 1882 waren veel scholen ook al goed uitgerust voor deze turnlessen, want tijdens de bondsfeesten, georganiseerd door de Antwerpse Bondsvereniging, werden ze hiervoor gelauwerd. De zalen waren ingericht naar het voorbeeld van de turnzaal die Cupérus in 1878 had ingericht in de gemeentelijke meisjesschool van de Provinciestraat. Buiten de schooluren werden ze ook gebruikt door turnverenigingen. 

Offline: This content can only be displayed when online.

Digitale publicaties

Blader hier door onze bibliotheek van digitale magazines, brochures, gidsen en andere publicaties.
Volledig scherm