Toewijzing van de Spelen 1920
Infrastructuur

De grootse plannen die in 1914 voor de uitbouw van het Beerschotstadion waren uitgewerkt konden na de oorlog niet gerealiseerd worden. Onder leiding van architecten Fernand De Montigny -hockeyspeler en trainer bij Beerschot Athletic Club - en Louis Somers werden de nodige aanpassingen uitgevoerd. De verbouwingskosten, oorspronkelijk geraamd op een miljoen frank, liepen op tot meer dan het dubbele. Op 23 mei 1920 werden in het recent voltooide en goed gevulde stadion turndemonstraties gehouden en in juni vonden de selectiewedstrijden voor de Belgische atletiekploeg er plaats. 

De deelnemers

Aan de Spelen namen 2.700 atleten deel, waarvan slechts zevenzeventig vrouwen. Zij mochten enkel aantreden in de kunstwedstrijden, het schaatsen, tennis, zwemmen en schoonspringen. Er waren negentien deelnemende landen. Oorlogsagressors Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Bulgarije, Turkije en het communistische Rusland kregen geen uitnodiging. 

De deelnemende landen hadden het moeilijk om goed getrainde atleten en ploegen af te vaardigen. De ontwikkeling van verschillende sportdisciplines lag stil tijdens de oorlog. Veel goede atleten waren gesneuveld en heel wat van de deelnemers hadden nog op het slagveld gestaan. Zo had de Nieuw-Zeelandse roeier Darcy Hadfield in 1917 nog meegevochten en was hij gewond geraakt bij de slag om Passendaele. 

In Antwerpen geraken was voor sommige delegaties een hele onderneming. De Amerikanen reisden met het marineschip de Princess Matoika. Het dek was uitgerust met allerlei trainingsmogelijkheden, maar de leefomstandigheden waren erg primitief. Er braken dan ook onlusten uit tijdens de vijftiendaagse overtocht. De bootreis van de Australiërs, Nieuw-Zeelanders en Japanners duurde nog veel langer. De vier deelnemers uit Nieuw-Zeeland, dat voor het eerst als zelfstandige natie aantrad, waren net geen tien weken onderweg geweest en arriveerden slechts enkele dagen voor de start van de Spelen. De Japanse deelnemers moesten hun reis zelf bekostigen. Omdat hun geld op was werd hun terugreis gesponsord door de Mitsui- en Mitsubishifabrieken. 

Openingsceremonie

De Spelen startten op 14 augustus 1920. ’s Morgens was er een mis in de kathedraal, voorgegaan door kardinaal Mercier. In de namiddag vond in het Beerschotstadion de openingsceremonie plaats in aanwezigheid van de voltallige koninklijke familie. De ceremonie werd begeleid met kanonschoten, klaroengeschal en een Zweeds en een Vlaams koor. Ze begon met een optocht van de delegaties van de deelnemende landen, waarna koning Albert I de Spelen opende. Vervolgens liet een soldaat per deelnemend land een vredesduif los en werd de olympische vlag gehesen. De kardinaal zegende het stadion en een van de Belgische atleten, Victor Boin (1886-1974), trad naar voor en legde de olympische eed af. 

Zowel het hijsen van de vlag als het afleggen van de eed zijn tradities die op de Spelen van 1920 zijn geïntroduceerd. De vlag was een ontwerp van Pierre de Coubertin . Sinds 1920 wordt de vlag doorgegeven aan de burgemeester van de volgende gaststad van de Spelen.  Een van de olympische vlaggen die de Antwerpse straten sierde, werd na twee dagen ontvreemd. In 2000 werd de vlag door Haig "Harry" Prieste - een van de daders,  lid van het duikteam van de Verenigde Staten en winnaar van een bronzen medaille - terug aan de voorzitter van het IOC overhandigd.

Het principe van de olympische eed was al aanvaard in 1906, maar werd voor het eerst in Antwerpen uitgesproken. De eer viel te beurt aan Victor Boin, allround atleet en later voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité. Hij had in 1908 een zilveren medaille behaald met de Belgische waterpoloploeg in Londen en een bronzen tijdens de Spelen in Stockholm in 1912. Op de Spelen van 1920 zou hij als schermer zilver behalen en nam hij deel aan zwemmen, kunstschaatsen, hockey, vliegen en motorrijden. 

De publieke belangstelling, vooral op de volksstaanplaatsen, was gering. Niet alleen waren de toegangsprijzen hoog, de gewone inwoners hadden in de naoorlogse periode andere zorgen dan het bijwonen van deze mondaine Spelen. Enkel het voetbal en de worstel- en bokswedstrijden die in de Zoo plaatsvonden trokken veel volk. 

Financieel plaatje

De organisatie van de Spelen was een zware last voor het door de oorlog zwaar getroffen België. Aan het einde van de rit was er een tekort van ruim zeshonderdduizend Belgische frank. De liquidateurs hoopten dat de officiële instanties zouden afzien van hun claims, maar dat gebeurde niet. Men trachtte geld te recupereren van buitenlandse delegaties die hun verblijfskosten niet betaald hadden en door de verkoop van olympische souvenirs. Het officieel rapport dat normaal na de Spelen verscheen, kwam er door het faillissement van het organisatiecomité niet. Op basis van de officiële documenten werd in 1957 alsnog een verslag opgesteld.

De eerste schriftelijke verwijzing naar de Olympische Spelen dateert van 776 voor Christus, maar waarschijnlijk werden al in de negende eeuw voor Christus Spelen gehouden in Olympia. Aanvankelijk vonden de wedstrijden plaats op een gewone zandvlakte, maar later werden stadions gebouwd. Naast sportdisciplines werden ook artistieke evenementen georganiseerd zoals het spelen op de lier. De Spelen vonden ononderbroken plaats tot keizer Theodisius I ze in 393 na Christus verbood omwille van hun heidens karakter. 

In 1896 werd op initiatief van de Franse baron Pierre de Coubertin opnieuw aangeknoopt bij de traditie van de Olympische Spelen. De wedstrijden zouden gehouden worden onder amateurs. Gaststad was Athene. Het eeuwenoude Panathinaiko-stadion werd voor de gelegenheid gerestaureerd.

De VIIde Olympiade
in Antwerpen

De affiche voor de Olympische Spelen 1920, een ontwerp van Martha Van Kuyck, getekend door Walter Van der Ven. - © FelixArchief, stadsarchief Antwerpen

Voor de zwemwedstrijden kwam aan het einde van de Jan Van Rijswijcklaan in een van de grachten van de Brialmontomwalling een ‘nautisch stadion.  De ijshockey- en schaatswedstrijden werden al in april gehouden in het Palais de Glace , in de Henri Van Heurckstraat. Schermen was voorzien in openlucht in het park buiten het stadion, maar verschillende wedstrijden gingen omwille van het slechte weer door in de Floraliënhal in het Middelheimpark. De wielerwedstrijden vonden een week voor de officiële opening plaats in de City Velodroom in Wilrijk.

Tal van proeven werden bij gebrek aan geschikte infrastructuur buiten Antwerpen georganiseerd. De schietproeven gingen door in het legerkamp van Beverlo. Ruiterproeven en kleiduifschieten gebeurden in de Country Club d’Hoogboom in Kapellen. Voor polo en zeilen moest men naar Oostende of zelfs naar Amsterdam. Roeien vond plaats op het kanaal van Willebroek en voetbalwedstrijden vonden verspreid plaats in Antwerpen, Brussel en Gent. De finale tussen België en Tsjechoslowakije ging onder massale belangstelling door in het Beerschotstadion. De Belgen wonnen, nadat de Tsjechen bij 2-0 achterstand forfait gaven omdat ze het oneens waren met een rode kaart voor een van hun spelers.

carroussel (3_2+3_3+3_4)

De baanwielerwedstrijden gingen door in de Garden City Velodroom in Wilrijk. Deze was in 1914 aan de Sterrenlaan gebouwd. - © Sportimonium

carroussel (3_6+3_7+3_8)

Naast sportinfrastructuur moest ook accommodatie voor de atleten voorzien worden. Aanvankelijk wilde men gebruik maken van legerkampen die door het Britse leger na de wapenstilstand waren ingericht. Toen dit niet mogelijk bleek, bracht men de deelnemers onder andere in stadsscholen onder.

Het aantal vrouwen dat deelnam aan de Olympische Spelen van 1920 was beperkt. Deense turnsters mochten enkel een demonstratie geven. - © Sportimonium

Deelnemers aan de Spelen moesten van oudsher amateur zijn. Amateursporters waren afkomstig uit de hogere klasse. Beroepssporters uit de volksklasse konden niet deelnemen aan de Spelen. Pas vanaf de jaren 1970 kwam er een kentering in het amateurbeleid en in 1988, bij de Spelen van Seoul, werd het principe afgeschaft. De Spelen waren door het amateurprincipe vaak een aristocratische aangelegenheid. Toch kwamen op de Spelen ook een aantal meer volkse disciplines aan bod als wielrennen, boogschieten, boksen, gewichtheffen, rugby en worstelen. Er waren ook disciplines die ons vandaag vreemd overkomen zoals gewichtheffen met één arm, gewichtslingeren en touwtrekken. Daarnaast werden er, naar antiek voorbeeld, ook kunstwedstrijden gehouden.

Het was slecht weer tijdens de Spelen in 1920. De looppiste lag zwaar door de aanhoudende regen en het water van het zwembad was ijskoud. Van tijdsmeting was amper sprake. Enkel de tijden van de winnaars werden opgemeten. Toch sneuvelden een aantal wereld- en andere records en werden er knappe prestaties geleverd onder andere door de Finse hardloper Paavo Nurmi. Hij trad in Antwerpen voor het eerst aan en veroverde drie gouden en een zilveren medaille. Hij werd een van de meest legendarische atleten van de twintigste eeuw. Nurmi verbeterde in zijn carrière niet minder dan 25 wereldrecords over de afstanden van 1500 meter tot 20 kilometer.

carroussel (3_10-3_23)

Vertrek van de marathon. - © Sportimonium

Offline: This content can only be displayed when online.
Offline: This content can only be displayed when online.
Offline: This content can only be displayed when online.
De VIIde Olympiade
in Antwerpen

De eerste schriftelijke verwijzing naar de Olympische Spelen dateert van 776 voor Christus, maar waarschijnlijk werden al in de negende eeuw voor Christus Spelen gehouden in Olympia. Aanvankelijk vonden de wedstrijden plaats op een gewone zandvlakte, maar later werden stadions gebouwd. Naast sportdisciplines werden ook artistieke evenementen georganiseerd zoals het spelen op de lier. De Spelen vonden ononderbroken plaats tot keizer Theodisius I ze in 393 na Christus verbood omwille van hun heidens karakter. 

In 1896 werd op initiatief van de Franse baron Pierre de Coubertin opnieuw aangeknoopt bij de traditie van de Olympische Spelen. De wedstrijden zouden gehouden worden onder amateurs. Gaststad was Athene. Het eeuwenoude Panathinaiko-stadion werd voor de gelegenheid gerestaureerd.

Toewijzing van de Spelen 1920

De affiche voor de Olympische Spelen 1920, een ontwerp van Martha Van Kuyck, getekend door Walter Van der Ven. - © FelixArchief, stadsarchief Antwerpen

Vertrek van de marathon. - © Sportimonium

Infrastructuur

De grootse plannen die in 1914 voor de uitbouw van het Beerschotstadion waren uitgewerkt konden na de oorlog niet gerealiseerd worden. Onder leiding van architecten Fernand De Montigny -hockeyspeler en trainer bij Beerschot Athletic Club - en Louis Somers werden de nodige aanpassingen uitgevoerd. De verbouwingskosten, oorspronkelijk geraamd op een miljoen frank, liepen op tot meer dan het dubbele. Op 23 mei 1920 werden in het recent voltooide en goed gevulde stadion turndemonstraties gehouden en in juni vonden de selectiewedstrijden voor de Belgische atletiekploeg er plaats. 

Offline: This content can only be displayed when online.

Voor de zwemwedstrijden kwam aan het einde van de Jan Van Rijswijcklaan in een van
de grachten van de Brialmontomwalling een ‘nautisch stadion. De ijshockey- en schaats-
wedstrijden werden al in april gehouden in het Palais de Glace , in de Henri Van Heurckstraat. Schermen was voorzien in openlucht in het park buiten het stadion, maar verschillende wedstrijden gingen omwille van het slechte weer door in de Floraliënhal in het Middelheimpark. De wielerwedstrijden vonden een week voor de officiële opening plaats in de City Velodroom in Wilrijk.

Tal van proeven werden bij gebrek aan geschikte infrastructuur buiten Antwerpen georganiseerd. De schietproeven gingen door in het legerkamp van Beverlo. Ruiterproeven en kleiduifschieten gebeurden in de Country Club d’Hoogboom in Kapellen. Voor polo en zeilen moest men naar Oostende of zelfs naar Amsterdam. Roeien vond plaats op het kanaal van Willebroek en voetbalwedstrijden vonden verspreid plaats in Antwerpen, Brussel en Gent. De finale tussen België en Tsjechoslowakije ging onder massale belangstelling door in het Beerschotstadion. De Belgen wonnen, nadat de Tsjechen bij 2-0 achterstand forfait gaven omdat ze het oneens waren met een rode kaart voor een van hun spelers.

De baanwielerwedstrijden gingen door in de Garden City Velodroom in Wilrijk. Deze was in 1914 aan de Sterrenlaan gebouwd. - © Sportimonium

Offline: This content can only be displayed when online.

Naast sportinfrastructuur moest ook accommodatie voor de atleten voorzien worden. Aanvankelijk wilde men gebruik maken van legerkampen die door het Britse leger na de wapenstilstand waren ingericht. Toen dit niet mogelijk bleek, bracht men de deelnemers onder andere in stadsscholen onder.

De deelnemers

Aan de Spelen namen 2.700 atleten deel, waarvan slechts zevenzeventig vrouwen. Zij mochten enkel aantreden in de kunstwedstrijden, het schaatsen, tennis, zwemmen en schoonspringen. Er waren negentien deelnemende landen. Oorlogsagressors Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Bulgarije, Turkije en het communistische Rusland kregen geen uitnodiging. 

De deelnemende landen hadden het moeilijk om goed getrainde atleten en ploegen af te vaardigen. De ontwikkeling van verschillende sportdisciplines lag stil tijdens de oorlog. Veel goede atleten waren gesneuveld en heel wat van de deelnemers hadden nog op het slagveld gestaan. Zo had de Nieuw-Zeelandse roeier Darcy Hadfield in 1917 nog meegevochten en was hij gewond geraakt bij de slag om Passendaele. 

In Antwerpen geraken was voor sommige delegaties een hele onderneming. De Amerikanen reisden met het marineschip de Princess Matoika. Het dek was uitgerust met allerlei trainingsmogelijkheden, maar de leefomstandigheden waren erg primitief. Er braken dan ook onlusten uit tijdens de vijftiendaagse overtocht. De bootreis van de Australiërs, Nieuw-Zeelanders en Japanners duurde nog veel langer. De vier deelnemers uit Nieuw-Zeeland, dat voor het eerst als zelfstandige natie aantrad, waren net geen tien weken onderweg geweest en arriveerden slechts enkele dagen voor de start van de Spelen. De Japanse deelnemers moesten hun reis zelf bekostigen. Omdat hun geld op was werd hun terugreis gesponsord door de Mitsui- en Mitsubishifabrieken. 

Het aantal vrouwen dat deelnam aan de Olympische Spelen van 1920 was beperkt. Deense turnsters mochten enkel een demonstratie geven. - © Sportimonium

Deelnemers aan de Spelen moesten van oudsher amateur zijn. Amateursporters waren afkomstig uit de hogere klasse. Beroepssporters uit de volksklasse konden niet deelnemen aan de Spelen. Pas vanaf de jaren 1970 kwam er een kentering in het amateurbeleid en in 1988, bij de Spelen van Seoul, werd het principe afgeschaft. De Spelen waren door het amateurprincipe vaak een aristocratische aangelegenheid. Toch kwamen op de Spelen ook een aantal meer volkse disciplines aan bod als wielrennen, boogschieten, boksen, gewichtheffen, rugby en worstelen. Er waren ook disciplines die ons vandaag vreemd overkomen zoals gewichtheffen met één arm, gewichtslingeren en touwtrekken. Daarnaast werden er, naar antiek voorbeeld, ook kunstwedstrijden gehouden.

Het was slecht weer tijdens de Spelen in 1920. De looppiste lag zwaar door de aanhoudende regen en het water van het zwembad was ijskoud. Van tijdsmeting was amper sprake. Enkel de tijden van de winnaars werden opgemeten. Toch sneuvelden een aantal wereld- en andere records en werden er knappe prestaties geleverd onder andere door de Finse hardloper Paavo Nurmi. Hij trad in Antwerpen voor het eerst aan en veroverde drie gouden en een zilveren medaille. Hij werd een van de meest legendarische atleten van de twintigste eeuw. Nurmi verbeterde in zijn carrière niet minder dan 25 wereldrecords over de afstanden van 1500 meter tot 20 kilometer.

Offline: This content can only be displayed when online.
Openingsceremonie

De Spelen startten op 14 augustus 1920. ’s Morgens was er een mis in de kathedraal, voorgegaan door kardinaal Mercier. In de namiddag vond in het Beerschotstadion de openingsceremonie plaats in aanwezigheid van de voltallige koninklijke familie. De ceremonie werd begeleid met kanonschoten, klaroengeschal en een Zweeds en een Vlaams koor. Ze begon met een optocht van de delegaties van de deelnemende landen, waarna koning Albert I de Spelen opende. Vervolgens liet een soldaat per deelnemend land een vredesduif los en werd de olympische vlag gehesen. De kardinaal zegende het stadion en een van de Belgische atleten, Victor Boin (1886-1974), trad naar voor en legde de olympische eed af. 

Zowel het hijsen van de vlag als het afleggen van de eed zijn tradities die op de Spelen van 1920 zijn geïntroduceerd. De vlag was een ontwerp van Pierre de Coubertin . Sinds 1920 wordt de vlag doorgegeven aan de burgemeester van de volgende gaststad van de Spelen.  Een van de olympische vlaggen die de Antwerpse straten sierde, werd na twee dagen ontvreemd. In 2000 werd de vlag door Haig "Harry" Prieste - een van de daders,  lid van het duikteam van de Verenigde Staten en winnaar van een bronzen medaille - terug aan de voorzitter van het IOC overhandigd.

Het principe van de olympische eed was al aanvaard in 1906, maar werd voor het eerst in Antwerpen uitgesproken. De eer viel te beurt aan Victor Boin, allround atleet en later voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité. Hij had in 1908 een zilveren medaille behaald met de Belgische waterpoloploeg in Londen en een bronzen tijdens de Spelen in Stockholm in 1912. Op de Spelen van 1920 zou hij als schermer zilver behalen en nam hij deel aan zwemmen, kunstschaatsen, hockey, vliegen en motorrijden. 

De publieke belangstelling, vooral op de volksstaanplaatsen, was gering. Niet alleen waren de toegangsprijzen hoog, de gewone inwoners hadden in de naoorlogse periode andere zorgen dan het bijwonen van deze mondaine Spelen. Enkel het voetbal en de worstel- en bokswedstrijden die in de Zoo plaatsvonden trokken veel volk. 

Financieel plaatje

De organisatie van de Spelen was een zware last voor het door de oorlog zwaar getroffen België. Aan het einde van de rit was er een tekort van ruim zeshonderdduizend Belgische frank. De liquidateurs hoopten dat de officiële instanties zouden afzien van hun claims, maar dat gebeurde niet. Men trachtte geld te recupereren van buitenlandse delegaties die hun verblijfskosten niet betaald hadden en door de verkoop van olympische souvenirs. Het officieel rapport dat normaal na de Spelen verscheen, kwam er door het faillissement van het organisatiecomité niet. Op basis van de officiële documenten werd in 1957 alsnog een verslag opgesteld.

Digitale publicaties

Blader hier door onze bibliotheek van digitale magazines, brochures, gidsen en andere publicaties.
Volledig scherm