Lakborslei 31, 2100 Deurne
Pastorie
Sint-Fredegandus
Eerste ‘paepenwoeninge’
Een akte uit 1353 sprak voor het eerst over een ’paepenwoeninge ten Westende van der kerke van Doerne’. Vermoedelijk werd deze pastorie tijdens de slag bij Deurne in 1579 bovengronds grotendeels verwoest. In schepenprotocollen van die tijd sprak men niet over huizen en gebouwen, maar van ‘materiaelen’ en ‘puynen’. De eerste steenlegging van het huidige pand vond plaats in 1615, tijdens het Twaalfjarig Bestand, onder kanunnik Peeter Anchemant, een norbertijn uitgezonden door de Sint-Michielsabdij.
Groei
Aanvankelijk was dit pand een bescheiden diephuis, waarvan de voorgevel van 5 traveeën op het zuiden georiënteerd was. Onder haar nieuwe beschermheilige, de pestheilige Sint-Fredegandus, groeide de voormalige O.L.V.-kerk echter uit tot een waar bedevaartsoord. Vermoedelijk werd daarom ook de pastorie, rond 1662 reeds fors uitgebreid in westelijke en oostelijke richting tot 7 traveeën. Een nieuwe barokke deuromlijsting in blauwe hardsteen gaf de ondertussen gekaleide gevels de nodige luister. Bouwsporen van rondboogopeningen in de zuidelijke aanbouw wijzen in de richting van een mogelijk overdekte doorgang naar de toenmalige Kerkstraat.
Nieuwe stijl
Tijdens de Oostenrijks-Habsburgse periode werd de pastorie aangepast aan de veranderde mode en levensstijl. De opulente barokke deuromlijsting werd verplaatst naar de straatzijde en vervangen door een soberder deuromlijsting gedateerd 1763. De witstenen raamomlijstingen verdwenen achter een strakke witte pleisterlaag. Het lijkt plausibel dat de pastoor zich in die periode spiegelde aan de talloze ‘hoven van plaisantie’ in de omgeving, waar rijke stedelingen in het groen kwamen resideren. Getuige hiervan zijn de pronkkamer met stucwerk, de ‘cheminée à la Royale’, de monumentale eiken trap met voluten naar de ‘piano nobile’ destijds voorzien van ‘des chambres en enfilade’. Vanuit het balkonvenster van de kamer aan de westzijde had hij zicht op de ondergaande zon boven de eigen boomgaard en visvijver, de Schijnvallei en de torens van Antwerpen.
Eerste ‘paepenwoeninge’
In 1353 is er voor het eerst sprake van een woning voor de pastoor in Deurne.
Bouwvallig
Tijdens de Franse periode werd de pastorie in beslag genomen, waarna ze in bouwvallige staat in handen van de gemeente kwam. Plannen van 1865-1867 om de pastorie af te breken en herop te bouwen stuitten op een weigering van de militaire overheden die alle nieuwbouw in een zone rond Antwerpen verboden. Uiteindelijk maakte provinciaal bouwmeester E. Gife verbouwingsplannen op die slechts gedeeltelijk uitgevoerd werden. Deze hadden vooral een grote impact op de verdieping, waarbij alle kamers rond één centrale lange gang geschikt werden en de plafonds verhoogd.
Een gedeelte van het nog oorspronkelijke 17de-eeuwse dakgebinte verdween hierdoor onder de zoldervloer. Zijn zoon, architect L. Gife, voerde tussen 1893 en 1895 vooral verfraaiingswerken aan het interieur uit, zoals het plaatsen van de huidige vloer en lambrisering in de gang.
Recente werken
Ook in 1998, 2000 en 2003 werd aan de pastorie gewerkt. Naast een aantal technische en comfortwerken werd ook de gevel aangepakt. De bepleistering werd deels afgekapt en hersteld en de gevels en het schrijnwerk werden geschilderd. De bouwvallige veranda aan de zuidgevel werd afgebroken en de toegang ernaar werd opnieuw een raam, zodat de symmetrie in de zuidgevel hersteld werd. Tot slot werden de lambrisering en het stucwerk van de pronkkamer gerestaureerd.
Pastorie
Sint-Fredegandus
Lakborslei 31, 2100 Deurne
Eerste ‘paepenwoeninge’
In 1353 is er voor het eerst sprake van een woning voor de pastoor in Deurne.
Eerste ‘paepenwoeninge’
Een akte uit 1353 sprak voor het eerst over een ’paepenwoeninge ten Westende van der kerke van Doerne’. Vermoedelijk werd deze pastorie tijdens de slag bij Deurne in 1579 bovengronds grotendeels verwoest. In schepenprotocollen van die tijd sprak men niet over huizen en gebouwen, maar van ‘materiaelen’ en ‘puynen’. De eerste steenlegging van het huidige pand vond plaats in 1615, tijdens het Twaalfjarig Bestand, onder kanunnik Peeter Anchemant, een norbertijn uitgezonden door de Sint-Michielsabdij.
Groei
Aanvankelijk was dit pand een bescheiden diephuis, waarvan de voorgevel van 5 traveeën op het zuiden georiënteerd was. Onder haar nieuwe beschermheilige, de pestheilige Sint-Fredegandus, groeide de voormalige O.L.V.-kerk echter uit tot een waar bedevaartsoord. Vermoedelijk werd daarom ook de pastorie, rond 1662 reeds fors uitgebreid in westelijke en oostelijke richting tot 7 traveeën. Een nieuwe barokke deuromlijsting in blauwe hardsteen gaf de ondertussen gekaleide gevels de nodige luister. Bouwsporen van rondboogopeningen in de zuidelijke aanbouw wijzen in de richting van een mogelijk overdekte doorgang naar de toenmalige Kerkstraat.
Nieuwe stijl
Tijdens de Oostenrijks-Habsburgse periode werd de pastorie aangepast aan de veranderde mode en levensstijl. De opulente barokke deuromlijsting werd verplaatst naar de straatzijde en vervangen door een soberder deuromlijsting gedateerd 1763. De witstenen raamomlijstingen verdwenen achter een strakke witte pleisterlaag. Het lijkt plausibel dat de pastoor zich in die periode spiegelde aan de talloze ‘hoven van plaisantie’ in de omgeving, waar rijke stedelingen in het groen kwamen resideren. Getuige hiervan zijn de pronkkamer met stucwerk, de ‘cheminée à la Royale’, de monumentale eiken trap met voluten naar de ‘piano nobile’ destijds voorzien van ‘des chambres en enfilade’. Vanuit het balkonvenster van de kamer aan de westzijde had hij zicht op de ondergaande zon boven de eigen boomgaard en visvijver, de Schijnvallei en de torens van Antwerpen.
Bouwvallig
Tijdens de Franse periode werd de pastorie in beslag genomen, waarna ze in bouwvallige staat in handen van de gemeente kwam. Plannen van 1865-1867 om de pastorie af te breken en herop te bouwen stuitten op een weigering van de militaire overheden die alle nieuwbouw in een zone rond Antwerpen verboden. Uiteindelijk maakte provinciaal bouwmeester E. Gife verbouwingsplannen op die slechts gedeeltelijk uitgevoerd werden. Deze hadden vooral een grote impact op de verdieping, waarbij alle kamers rond één centrale lange gang geschikt werden en de plafonds verhoogd.
Een gedeelte van het nog oorspronkelijke 17de-eeuwse dakgebinte verdween hierdoor onder de zoldervloer. Zijn zoon, architect L. Gife, voerde tussen 1893 en 1895 vooral verfraaiingswerken aan het interieur uit, zoals het plaatsen van de huidige vloer en lambrisering in de gang.
Recente werken
Ook in 1998, 2000 en 2003 werd aan de pastorie gewerkt. Naast een aantal technische en comfortwerken werd ook de gevel aangepakt. De bepleistering werd deels afgekapt en hersteld en de gevels en het schrijnwerk werden geschilderd. De bouwvallige veranda aan de zuidgevel werd afgebroken en de toegang ernaar werd opnieuw een raam, zodat de symmetrie in de zuidgevel hersteld werd. Tot slot werden de lambrisering en het stucwerk van de pronkkamer gerestaureerd.