Rubenshuis
Atelier en woonhuis aan de Wapper
Twee jaar na zijn terugkeer uit Italië, in 1610, kochten Rubens en zijn echtgenote Isabella Brant een huis met een groot stuk grond aan de Vaartstraat, de huidige Wapper. In de daaropvolgende jaren liet hij het huis naar eigen ontwerp verbouwen en uitbreiden met een halfrond overkoepeld beeldenmuseum, een schildersatelier, een tuinpaviljoen en een portiek. De portiek verbond het bestaande 16de-eeuwse woonhuis met het nieuwe atelier en sloot de binnenplaats af. De gevels aan de binnenkoer en de tuin waren bekleed met blauwe hardsteen en voorzien van bepleisterde vlakken gedecoreerd met trompe l’oeilschilderingen . De monumentale straatgevel contrasteerde met de bestaande gevel in bak- en zandsteenstijl.
Vermoedelijk behield de woning tot het midden van de 18de eeuw haar oorspronkelijk uitzicht. Daarna kwam ze in het bezit van de familie De Bosschaert van 1763 tot 1937. Die liet het complex zwaar verbouwen. De gevels aan de straatzijde werden afgebroken en herbouwd volgens de toenmalige architecturale smaak. Ook het woonhuis werd grotendeels gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Het atelier wijzigde grondig en tegen de achterzijde van de portiek werd een gang gebouwd. Voor 1824 werd het pand in twee woningen opgedeeld en geleidelijk raakte ook de hele tuin bebouwd. Van het originele ontwerp van Rubens bleven enkel de portiek en het tuinpaviljoen bewaard.
Antwerpenaars kregen toegang tot de collectie van de Academie
In 1843 bouwde Bourla in de tuin van de Academie een museum in de vorm van een Griekse tempel om de kunstcollectie in onder te brengen. Omdat de verzameling bleef groeien, bouwde men op het Zuid een nieuw Museum voor Schone Kunsten. In 1890 was het voltooid. Andere musea volgden al snel. In 1864 opende de stad het Steen als Oudheidkundig Museum. In 1876 kocht ze de voormalige woning en drukkerij van Christoffel Plantijn om ze een jaar later als museum te openen. Het Vleeshuis opende in 1913 als museum voor toegepaste kunst. In de jaren 1930 kwamen er nog tal van stedelijke musea bij. Het Rubenshuis werd in 1947 voor het publiek opengesteld.
Stadspatrimonium en vroeg 20ste-eeuwse restauratie
In 1937 werd het Rubenshuis eigendom van de stad. Emiel van Averbeke kreeg de opdracht het pand te restaureren naar de 17de-eeuwse situatie. Hij kon zich slechts baseren op drie 17de-eeuwse afbeeldingen en de herinneringen van François Mols in de vorm van een beschrijving en een plattegrond. Mols had het pand bezocht voor de verbouwing door de familie De Bosschaert. Om deze beperkte informatie aan te vullen, deed van Averbeke bijkomend onderzoek naar de bouwsporen die bij de afbraak van de latere toevoegingen zichtbaar werden. Er werd ook een commissie opgericht die de restauratie begeleidde. Toch bleef de informatie onvolledig. Wat onvermijdelijk leidde tot uiteenlopende interpretaties. Het eindresultaat was dan ook eerder een evocatie dan een reconstructie. Interessant omdat het complex vooral een getuigenis van de vroeg 20ste-eeuwse visie op monumentenzorg is.
De inrichting van het interieur gebeurde op basis van afbeeldingen, boedelbeschrijvingen en genreschilderijen van vergelijkbare voorname panden. Met allerlei recuperatiematerialen werd een interieur passend bij de rang en stand van Rubens gecreëerd.
Voor de evocatie van de vroeg 17de-eeuwse tuin werd gebruikgemaakt van Rubens’ schilderij ‘Wandeling in de tuin’ en botanische werken uit die tijd.
Plannen voor de 21ste eeuw
In 2017 werd een masterplan uitgewerkt om het Rubenshuis en het Rubenianum aan te passen aan de hedendaagse noden. Aan Hopland wordt een onthaalgebouw opgericht met multimediaal belevingscentrum, museumcafé, leeszaal, bibliotheek en backofficefuncties. De museumtuin wordt heringericht en in de kunstenaarswoning worden de klimaatbeheersing, beleving en toegankelijkheid verbeterd.
Wapper 9-11, 2000 Antwerpen
Rubenshuis
Wapper 9-11, 2000 Antwerpen
Antwerpenaars kregen toegang tot de collectie van de Academie
In 1843 bouwde Bourla in de tuin van de Academie een museum in de vorm van een Griekse tempel om de kunstcollectie in onder te brengen. Omdat de verzameling bleef groeien, bouwde men op het Zuid een nieuw Museum voor Schone Kunsten. In 1890 was het voltooid. Andere musea volgden al snel. In 1864 opende de stad het Steen als Oudheidkundig Museum. In 1876 kocht ze de voormalige woning en drukkerij van Christoffel Plantijn om ze een jaar later als museum te openen. Het Vleeshuis opende in 1913 als museum voor toegepaste kunst. In de jaren 1930 kwamen er nog tal van stedelijke musea bij. Het Rubenshuis werd in 1947 voor het publiek opengesteld.
Atelier en woonhuis aan de Wapper
Twee jaar na zijn terugkeer uit Italië, in 1610, kochten Rubens en zijn echtgenote Isabella Brant een huis met een groot stuk grond aan de Vaartstraat, de huidige Wapper. In de daaropvolgende jaren liet hij het huis naar eigen ontwerp verbouwen en uitbreiden met een halfrond overkoepeld beeldenmuseum, een schildersatelier, een tuinpaviljoen en een portiek. De portiek verbond het bestaande 16de-eeuwse woonhuis met het nieuwe atelier en sloot de binnenplaats af. De gevels aan de binnenkoer en de tuin waren bekleed met blauwe hardsteen en voorzien van bepleisterde vlakken gedecoreerd met trompe l’oeilschilderingen . De monumentale straatgevel contrasteerde met de bestaande gevel in bak- en zandsteenstijl.
Vermoedelijk behield de woning tot het midden van de 18de eeuw haar oorspronkelijk uitzicht. Daarna kwam ze in het bezit van de familie De Bosschaert van 1763 tot 1937. Die liet het complex zwaar verbouwen. De gevels aan de straatzijde werden afgebroken en herbouwd volgens de toenmalige architecturale smaak. Ook het woonhuis werd grotendeels gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Het atelier wijzigde grondig en tegen de achterzijde van de portiek werd een gang gebouwd. Voor 1824 werd het pand in twee woningen opgedeeld en geleidelijk raakte ook de hele tuin bebouwd. Van het originele ontwerp van Rubens bleven enkel de portiek en het tuinpaviljoen bewaard.
Stadspatrimonium en vroeg 20ste-eeuwse restauratie
In 1937 werd het Rubenshuis eigendom van de stad. Emiel van Averbeke kreeg de opdracht het pand te restaureren naar de 17de-eeuwse situatie. Hij kon zich slechts baseren op drie 17de-eeuwse afbeeldingen en de herinneringen van François Mols in de vorm van een beschrijving en een plattegrond. Mols had het pand bezocht voor de verbouwing door de familie De Bosschaert. Om deze beperkte informatie aan te vullen, deed van Averbeke bijkomend onderzoek naar de bouwsporen die bij de afbraak van de latere toevoegingen zichtbaar werden. Er werd ook een commissie opgericht die de restauratie begeleidde. Toch bleef de informatie onvolledig. Wat onvermijdelijk leidde tot uiteenlopende interpretaties. Het eindresultaat was dan ook eerder een evocatie dan een reconstructie. Interessant omdat het complex vooral een getuigenis van de vroeg 20ste-eeuwse visie op monumentenzorg is.
De inrichting van het interieur gebeurde op basis van afbeeldingen, boedelbeschrijvingen en genreschilderijen van vergelijkbare voorname panden. Met allerlei recuperatiematerialen werd een interieur passend bij de rang en stand van Rubens gecreëerd.
Voor de evocatie van de vroeg 17de-eeuwse tuin werd gebruikgemaakt van Rubens’ schilderij ‘Wandeling in de tuin’ en botanische werken uit die tijd.
Plannen voor de 21ste eeuw
In 2017 werd een masterplan uitgewerkt om het Rubenshuis en het Rubenianum aan te passen aan de hedendaagse noden. Aan Hopland wordt een onthaalgebouw opgericht met multimediaal belevingscentrum, museumcafé, leeszaal, bibliotheek en backofficefuncties. De museumtuin wordt heringericht en in de kunstenaarswoning worden de klimaatbeheersing, beleving en toegankelijkheid verbeterd.