Blindestraat 35, 2000 Antwerpen
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
Centrum van de kunst
Eeuwenlang kende Antwerpen een grote uitstraling als kunstencentrum. Metsys, Brueghel, Plantijn, Rubens het zijn enkele van de belangrijke figuren uit het cultureel leven in Antwerpen. Onder invloed van de contrareformatie en omwille van de afzetmarkt op het Iberisch schiereiland speelde de kunst- en luxenijverheid ook na de Val van Antwerpen nog een belangrijke rol. Midden 17de eeuw was die uitgespeeld. In een poging om het tij te keren werd in 1663 in de schoot van de Sint-Lucasgilde de Academie opgericht. Het initiatief kwam van David Teniers de Jonge. Bedoeling was dat de lessen een aanvulling vormden op de scholing binnen de ateliers van meesters en ambachten. Men wilde een opleiding voorzien in de ’meet-, bouw- en doorzichtkunde ; eenige grondbeginsels der schilder-, graveer- en beeldhouwkunde, als ook in het teekenen naar levend model‘. De instelling kreeg van de stad lokalen ter beschikking op de verdieping van het beursgebouw, waar ook de Sint Lucasgilde was gevestigd.
Nieuwe locatie
Toen het beursgebouw te klein geworden was en men het gebouw opnieuw nodig had als handelsbeurs kreeg de Academie in 1810 van Napoleon een deel van het Minderbroedersklooster ter beschikking. De franciscanen hadden het gebouwd in het midden van de 15de eeuw en in de loop der jaren een aantal keer hersteld en uitgebreid. In 1797 werd het klooster door de Fransen geconfisqueerd. Naar aanleiding daarvan tekende stadsarchitect Jan Blom een overzichtsplan van het klooster. De oude kloosterstructuur bleef ondanks vele aanpassingen bewaard in het huidige gebouwencomplex. De middeleeuwse pandgang, de buitengevels van het koor en de dakspanten zijn nog herkenbaar.
De Academie maakte gebruik van het kerkgebouw en de westelijke en noordelijke pandgang. Het kloostercomplex werd door de opeenvolgende stadsarchitecten omgevormd tot functionele lesruimte. De vaak bouwvallig kloostergebouwen werden grotendeels verbouwd en hergebruikt. De open ruimten werden op een doordachte manier opgevuld. Omwille van hun vakkennis werden de stadsarchitecten ook aangesteld als professor aan de Academie, al werd Bourla na vijf jaar wel ontslagen omwille van zijn gebrekkige kennis van het Nederlands. Dit nam niet weg dat hij zijn architecturale stempel op het complex drukte.
Oprichting Sint-Lucasgilde
Deze beroepsvereniging groepeerde personen die in Antwerpen een artistiek beroep uitoefenden. Tussen de vroege leden van het ambacht vond men onder andere goudsmeden, schilders, glasmakers en houtenbeeldsnijders. Het gilde zelf werd in 1773 ontbonden en daarna heropgericht, maar ten slotte op 21 november 1791 definitief afgeschaft. Gilden en ambachten zorgden voor een beroepsopleiding en kwaliteitscontrole op de door de leden geproduceerde goederen. Aan het lidmaatschap van een gilde of ambacht werden vaak eisen gesteld zoals het poorterschap en van onbesproken gedrag zijn.
Verbouwing door Bourla
Tussen 1839 en 1843 verbouwde Bourla de voormalige kloosterkerk tot museum, met een tempelgebouw in classicistische stijl als inkompartij. De museumcollectie werd gevormd door kunstwerken die door kunstenaars en kunstliefhebbers, waaronder Jacob Jordaens en Van Ertborn, als didactisch materiaal aan de academie waren geschonken. Een belangrijk deel werd verzameld door Willem Herreyns (1743-1827), die vanuit zijn functie als tekenleraar het recht had kunstvoorwerpen te verzamelen, nodig voor zijn onderwijs. De werken waren afkomstig uit de door de Fransen afgeschafte kerken en kloosters. In 1815 keerden vier volle wagens met geconfisqueerde schilderijen van Parijs terug naar Antwerpen. De verzameling werd onder de verschillende directeurs stelselmatig uitgebreid. In 1875 omvatte ze 750 werken. Na de opening van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten werd de collectie naar daar overgebracht en deed het gebouw dienst als atelier.
De gebouwen aan de Blindestraat en de oostelijke en zuidelijke pandgang waren in het begin van de 19de eeuw in handen gekomen van het Bureel van Weldadigheid. Het onderging meteen grondige wijzigingen. De oude kloostergebouwen aan de Blindestraat werden afgebroken en vervangen door drie nieuwbouwen. Het eerste was het Bureau van Weldadigheid uit 1887 naar een ontwerp van Victor Durlet. Ernaast verrees in 1907 het ‘Gesticht Arthur Van den Nest’, naar plannen van Ferdinand Dermond en E. Tyck. Op het naastliggende perceel bouwde F. Dermond in functie van de TBC-preventie in 1922 het pand ‘Licht en Lucht’. De oorspronkelijke functie van de panden ging stilaan verloren. Eén voor één kwamen ze in handen van de Academie. Tegenwoordig doen ze dienst als leslokalen en ateliers.
De campus wordt vandaag gebruikt door de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen (AP Hogeschool) en de Faculteit Ontwerpwetenschappen (Universiteit Antwerpen). Daarnaast heeft het Deeltijds Kunstonderwijs er een vaste stek. In de nabije toekomst wordt de site gerenoveerd tot een hedendaagse kunst- en ontwerpcampus.
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
Blindestraat 35, 2000 Antwerpen
Oprichting Sint-Lucasgilde
Deze beroepsvereniging groepeerde personen die in Antwerpen een artistiek beroep uitoefenden. Tussen de vroege leden van het ambacht vond men onder andere goudsmeden, schilders, glasmakers en houtenbeeldsnijders. Het gilde zelf werd in 1773 ontbonden en daarna heropgericht, maar ten slotte op 21 november 1791 definitief afgeschaft. Gilden en ambachten zorgden voor een beroepsopleiding en kwaliteitscontrole op de door de leden geproduceerde goederen. Aan het lidmaatschap van een gilde of ambacht werden vaak eisen gesteld zoals het poorterschap en van onbesproken gedrag zijn.
Centrum van de kunst
Eeuwenlang kende Antwerpen een grote uitstraling als kunstencentrum. Metsys, Brueghel, Plantijn, Rubens het zijn enkele van de belangrijke figuren uit het cultureel leven in Antwerpen. Onder invloed van de contrareformatie en omwille van de afzetmarkt op het Iberisch schiereiland speelde de kunst- en luxenijverheid ook na de Val van Antwerpen nog een belangrijke rol. Midden 17de eeuw was die uitgespeeld. In een poging om het tij te keren werd in 1663 in de schoot van de Sint-Lucasgilde de Academie opgericht. Het initiatief kwam van David Teniers de Jonge. Bedoeling was dat de lessen een aanvulling vormden op de scholing binnen de ateliers van meesters en ambachten. Men wilde een opleiding voorzien in de ’meet-, bouw- en doorzichtkunde ; eenige grondbeginsels der schilder-, graveer- en beeldhouwkunde, als ook in het teekenen naar levend model‘. De instelling kreeg van de stad lokalen ter beschikking op de verdieping van het beursgebouw, waar ook de Sint Lucasgilde was gevestigd.
Nieuwe locatie
Toen het beursgebouw te klein geworden was en men het gebouw opnieuw nodig had als handelsbeurs kreeg de Academie in 1810 van Napoleon een deel van het Minderbroedersklooster ter beschikking. De franciscanen hadden het gebouwd in het midden van de 15de eeuw en in de loop der jaren een aantal keer hersteld en uitgebreid. In 1797 werd het klooster door de Fransen geconfisqueerd. Naar aanleiding daarvan tekende stadsarchitect Jan Blom een overzichtsplan van het klooster. De oude kloosterstructuur bleef ondanks vele aanpassingen bewaard in het huidige gebouwencomplex. De middeleeuwse pandgang, de buitengevels van het koor en de dakspanten zijn nog herkenbaar.
De Academie maakte gebruik van het kerkgebouw en de westelijke en noordelijke pandgang. Het kloostercomplex werd door de opeenvolgende stadsarchitecten omgevormd tot functionele lesruimte. De vaak bouwvallig kloostergebouwen werden grotendeels verbouwd en hergebruikt. De open ruimten werden op een doordachte manier opgevuld. Omwille van hun vakkennis werden de stadsarchitecten ook aangesteld als professor aan de Academie, al werd Bourla na vijf jaar wel ontslagen omwille van zijn gebrekkige kennis van het Nederlands. Dit nam niet weg dat hij zijn architecturale stempel op het complex drukte.
Verbouwing door Bourla
Tussen 1839 en 1843 verbouwde Bourla de voormalige kloosterkerk tot museum, met een tempelgebouw in classicistische stijl als inkompartij. De museumcollectie werd gevormd door kunstwerken die door kunstenaars en kunstliefhebbers, waaronder Jacob Jordaens en Van Ertborn, als didactisch materiaal aan de academie waren geschonken. Een belangrijk deel werd verzameld door Willem Herreyns (1743-1827), die vanuit zijn functie als tekenleraar het recht had kunstvoorwerpen te verzamelen, nodig voor zijn onderwijs. De werken waren afkomstig uit de door de Fransen afgeschafte kerken en kloosters. In 1815 keerden vier volle wagens met geconfisqueerde schilderijen van Parijs terug naar Antwerpen. De verzameling werd onder de verschillende directeurs stelselmatig uitgebreid. In 1875 omvatte ze 750 werken. Na de opening van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten werd de collectie naar daar overgebracht en deed het gebouw dienst als atelier.
De gebouwen aan de Blindestraat en de oostelijke en zuidelijke pandgang waren in het begin van de 19de eeuw in handen gekomen van het Bureel van Weldadigheid. Het onderging meteen grondige wijzigingen. De oude kloostergebouwen aan de Blindestraat werden afgebroken en vervangen door drie nieuwbouwen. Het eerste was het Bureau van Weldadigheid uit 1887 naar een ontwerp van Victor Durlet. Ernaast verrees in 1907 het ‘Gesticht Arthur Van den Nest’, naar plannen van Ferdinand Dermond en E. Tyck. Op het naastliggende perceel bouwde F. Dermond in functie van de TBC-preventie in 1922 het pand ‘Licht en Lucht’. De oorspronkelijke functie van de panden ging stilaan verloren. Eén voor één kwamen ze in handen van de Academie. Tegenwoordig doen ze dienst als leslokalen en ateliers.
De campus wordt vandaag gebruikt door de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen (AP Hogeschool) en de Faculteit Ontwerpwetenschappen (Universiteit Antwerpen). Daarnaast heeft het Deeltijds Kunstonderwijs er een vaste stek. In de nabije toekomst wordt de site gerenoveerd tot een hedendaagse kunst- en ontwerpcampus.