icon kaart
asset_6.svg (copy)
header image

  Suikerrui 21, 2000 Antwerpen

De Ruien

Water in de stad

Tot de 19de eeuw waren ruien, vlieten en vesten nog zichtbaar in het straatbeeld. Dit net van natuurlijke en uitgegraven waterwegen diende aanvankelijk voor de verdediging van de stad en later als binnenhaven, bijvoorbeeld voor turfschepen. Ze voerden water aan voor onder andere ververs en leerlooiers en voerden afvalwater naar de Schelde. Stilaan werden deze waters open riolen.

Proper water

In de 14de eeuw bouwde men schuiven in de ruien die dicht gingen bij hoog water en open gezet werden bij laag water. Het zorgde dat brak Scheldewater niet in de ruien spoelde, maar ook voor het schoonspoelen van de ruien. Deze werkwijze noemt men spuien. Door het toenemend aantal inwoners dat zijn afval in de ruien kieperde volstond het spuien niet om de ruien proper te houden. Ambachtslieden stortten er hun industrieel afval in en Antwerpse burgers lieten, ondanks een streng verbod,  hun ‘privaten’ erin uitkomen.

In de 16de eeuw probeerde de stad de vervuiling tegen te gaan door allerlei geboden en verboden. Vervuild water werd gezien als de oorzaak van allerlei ziekten. De stad gaf ook toelating om de ruien te overwelven. Dat gebeurde door particulieren, meestal de mensen die langs de ruien woonden. Zij mochten op de rui bouwen als ze die op eigen kosten overwelfden. Dit verklaart de grote variatie in overwelvingen die vandaag nog steeds te zien is:  een mengeling van tonronde welfsels, korfbogen, spitsbogen in verschillende materialen.

Aanleg van de ruiengordel

Ter verdediging van de woonzone buiten de burcht werd een watergordel met ophaalbruggen aangelegd, de zogenaamde ruiendriehoek. Men maakte gebruik van de bedding van natuurlijke waterlopen en groef rond een bestaande zandrug. De ruienstad beef ongewijzigd tot omstreeks 1200. Op dat moment werd het gebied in het zuiden vergroot en van wallen voorzien. In de latere stadsuitbreidingen werden de ruien bewaard en gebruikt als waterwegen. In het huidige stadslandschap kan de ruiendriehoek gevolgd worden in het traject van de Suikerrui, over de zuidzijde van de Grote Markt, Kaasrui, Jezuïetenrui, Minderbroedersrui en Koolkaai.

Offline: This content can only be displayed when online.
Offline: This content can only be displayed when online.
1070
timeline.png

In de 17de eeuw  gaf de stad zelfs premies om het overwelven te stimuleren. Gescheiden afvalophaling werd opgestart om te vermijden dat het afval in de ruien terecht zou komen. Gruismeesters haalden puin op, huishoudelijk afval werd door moosmeiers opgehaald en als meststof verkocht aan boeren en beer werd in tonnen opgehaald en naar Hoboken gevoerd. Om de zoveel tijd werd een ‘rui-ruiming’ georganiseerd waarbij arbeiders het in de ruien verzamelde slijk wegschepten.

Desondanks waren tegen het begin van de 19de eeuw slechts de Meir, de Jezuïetenrui (overwelfd voor de bouw van de Sint-Carolus-Borromeuskek), de Minderbroedersrui en een gedeelte van de Suikerrui overwelfd. Maar vanaf dan ging het snel. In 1835 was 75 procent van het werk geklaard en in 1882 werd de laatste rui overdekt en was het open grachtensysteem volledig verdwenen. In 1898 kregen huiseigenaren zelfs toelating om het toilet aan te sluiten op het ruiennet, waardoor de ruien officieel een riool werden. Sinds 2004 is het wettelijk verplicht dat afvalwater en regenwater een gescheiden afvoer hebben in de stad. De ruien zijn nu ruime ondergrondse tunnels, met daarin rioleringsbuizen, pompstations en restanten van het vroegere ruienstelsel. Sinds 2005 is een deel van dit gangenstelsel geopend voor het publiek als “De Ruien” en één van de populaire bezienswaardigheden in Antwerpen.

Bezoek met gids
icon kaart
asset_6.svg (copy)
header image
De Ruien

  Suikerrui 21, 2000 Antwerpen

Bezoek met gids
timeline.png
1070

Aanleg van de ruiengordel

Ter verdediging van de woonzone buiten de burcht werd een watergordel met ophaalbruggen aangelegd, de zogenaamde ruiendriehoek. Men maakte gebruik van de bedding van natuurlijke waterlopen en groef rond een bestaande zandrug. De ruienstad beef ongewijzigd tot omstreeks 1200. Op dat moment werd het gebied in het zuiden vergroot en van wallen voorzien. In de latere stadsuitbreidingen werden de ruien bewaard en gebruikt als waterwegen. In het huidige stadslandschap kan de ruiendriehoek gevolgd worden in het traject van de Suikerrui, over de zuidzijde van de Grote Markt, Kaasrui, Jezuïetenrui, Minderbroedersrui en Koolkaai.

Offline: This content can only be displayed when online.

Water in de stad

Tot de 19de eeuw waren ruien, vlieten en vesten nog zichtbaar in het straatbeeld. Dit net van natuurlijke en uitgegraven waterwegen diende aanvankelijk voor de verdediging van de stad en later als binnenhaven, bijvoorbeeld voor turfschepen. Ze voerden water aan voor onder andere ververs en leerlooiers en voerden afvalwater naar de Schelde. Stilaan werden deze waters open riolen.

Proper water

In de 14de eeuw bouwde men schuiven in de ruien die dicht gingen bij hoog water en open gezet werden bij laag water. Het zorgde dat brak Scheldewater niet in de ruien spoelde, maar ook voor het schoonspoelen van de ruien. Deze werkwijze noemt men spuien. Door het toenemend aantal inwoners dat zijn afval in de ruien kieperde volstond het spuien niet om de ruien proper te houden. Ambachtslieden stortten er hun industrieel afval in en Antwerpse burgers lieten, ondanks een streng verbod,  hun ‘privaten’ erin uitkomen.

In de 16de eeuw probeerde de stad de vervuiling tegen te gaan door allerlei geboden en verboden. Vervuild water werd gezien als de oorzaak van allerlei ziekten. De stad gaf ook toelating om de ruien te overwelven. Dat gebeurde door particulieren, meestal de mensen die langs de ruien woonden. Zij mochten op de rui bouwen als ze die op eigen kosten overwelfden. Dit verklaart de grote variatie in overwelvingen die vandaag nog steeds te zien is:  een mengeling van tonronde welfsels, korfbogen, spitsbogen in verschillende materialen.

Offline: This content can only be displayed when online.

In de 17de eeuw  gaf de stad zelfs premies om het overwelven te stimuleren. Gescheiden afvalophaling werd opgestart om te vermijden dat het afval in de ruien terecht zou komen. Gruismeesters haalden puin op, huishoudelijk afval werd door moosmeiers opgehaald en als meststof verkocht aan boeren en beer werd in tonnen opgehaald en naar Hoboken gevoerd. Om de zoveel tijd werd een ‘rui-ruiming’ georganiseerd waarbij arbeiders het in de ruien verzamelde slijk wegschepten.

Desondanks waren tegen het begin van de 19de eeuw slechts de Meir, de Jezuïetenrui (overwelfd voor de bouw van de Sint-Carolus-Borromeuskek), de Minderbroedersrui en een gedeelte van de Suikerrui overwelfd. Maar vanaf dan ging het snel. In 1835 was 75 procent van het werk geklaard en in 1882 werd de laatste rui overdekt en was het open grachtensysteem volledig verdwenen. In 1898 kregen huiseigenaren zelfs toelating om het toilet aan te sluiten op het ruiennet, waardoor de ruien officieel een riool werden. Sinds 2004 is het wettelijk verplicht dat afvalwater en regenwater een gescheiden afvoer hebben in de stad. De ruien zijn nu ruime ondergrondse tunnels, met daarin rioleringsbuizen, pompstations en restanten van het vroegere ruienstelsel. Sinds 2005 is een deel van dit gangenstelsel geopend voor het publiek als “De Ruien” en één van de populaire bezienswaardigheden in Antwerpen.

Digitale publicaties

Blader hier door onze bibliotheek van digitale magazines, brochures, gidsen en andere publicaties.
Volledig scherm