compass.png
hero-6.png

Hernieuwbare
energie en
restwarmte

De vorige hoofdstukken beschreven hoe we als stad en stakeholders minder energie willen verbruiken via gerenoveerde gebouwen, minder (vracht)wagens en energie-efficiënte bedrijven. Een ándere manier om de uitstoot van CO2 naar beneden te halen is door hernieuwbare energiebronnen of restwarmte te gebruiken. Hoe minder fossiele brandstof gebruikt wordt, des te beter voor het klimaat. We willen de productie van lokaal geproduceerde hernieuwbare energie opdrijven. 

Op Antwerps grondgebied is 50% van alle CO2-uitstoot afkomstig van toestellen en de verwarming van gebouwen en nog eens ruim 30% komt van voertuigen. Een elektrificatie van verwarming  en transport met lokaal geproduceerde hernieuwbare stroom uit wind en zon kan dus heel wat klimaatwinst boeken. 

De warmtecentrale in Nieuw Zuid levert duurzame warmte aan alle nieuwe gebouwen in de wijk Nieuw Zuid.Zonnenpanelen op een constructie van de NMBS langs de snelweg
© Toon Grobet

6.1.1 Kansen voor warmtenetten en - pompen in kaart gebracht

Een interessante manier om duurzaam te verwarmen, is via warmtenetten. Deze benutten lokale hernieuwbare warmtebronnen (zoals bodemwarmte of warmte uit rioolwater) of  restenergie die anders verloren gaat, en vervangen in de aangesloten gebouwen of wijken het gebruik van fossiele brandstoffen die vandaag voor verwarming worden ingezet. De voorbije jaren werd binnen de stad al een aantal warmtenetprojecten opgestart, waaronder Nieuw Zuid, Blue Gate en Terbekehofdreef.  

De stad heeft samen met de netbeheerder Fluvius de strategische Energievisie Antwerpen (SEViA) opgesteld. Deze visie biedt een kader voor een klimaatneutrale warmtevoorziening van de stad Antwerpen tegen 2050. Het onderzoekt verschillende duurzame alternatieven voor de vervuilende fossiele warmte-opwekking. Het brengt onder meer in kaart waar een warmtenet mogelijk is en waar andere duurzame alternatieven zoals warmtepompen of hernieuwbaar gas meer geschikt zijn. Deze energiealternatieven zijn doorgerekend (economisch en technisch) en samengebracht in een dynamische warmtezoneringskaart. De warmtezoneringskaart toont aan waar warmtenetten, dan wel doorgedreven isolatie met warmtepompen de goedkopere optie zijn om gebouwen fossielvrij te maken. Op basis van de warmtezoneringskaart en andere criteria zoals de aanwezigheid van grote warmteverbruikers of lokale duurzame bronnen, werden negen pilootzones afgebakend waar de uitrol van warmtenetten als eerste gepland staat. 

6.1.2 Circulair zuid: proefproject voor circulaire energie

Bewoners van Nieuw Zuid deden de voorbije twee jaren inspanningen om circulair te leven. Onder de noemer ‘Circulair Zuid’ probeerden zij de consumptie van energie, water, afval en materiaal gevoelig terug te dringen of te hergebruiken. Via activiteiten en aanmoedigingen kregen zij de kans om op een gemakkelijke manier kleine stapjes te zetten richting circulair gedrag. Samen met Ecopower22 werd een buurtenergiegroep opgericht waar de bewoners kunnen investeren in zonne-energie. Ze vormen een energiegemeenschap om samen hernieuwbare energie te produceren op de daken van de wijk. Met behulp van batterijsystemen kunnen ze er later ook voor zorgen dat ze deze energie zoveel mogelijk zelf kunnen gebruiken.

6.1.3 Wind voor Antwerpen

Via de financieringsholding FINEG, waarin de Stad Antwerpen hoofdaandeelhouder is, investeert de Stad in coöperatieven voor windproductie in de haven. Deze coöperatieven staan ook open voor inbreng door burgers. Zo kan ook de Antwerpenaar zelf zijn steentje bijdragen aan de uitbouw van windenergie in de haven door coöperant te worden van “Wind voor A”. Coöperatieve investeringen leiden tot een sterker lokaal draagvlak voor hernieuwbare energie, toegang tot extra particulier kapitaal en meer participatie van burgers in de energietransitie.

 

6.1 Wat doen we al?

De komende jaren zijn de grootste reducties te behalen op vlak van energie. Door over te schakelen naar een groenere energiebron voor het verwarmen van woningen en dienstengebouwen, het aandrijven van apparaten, machines en voertuigen werd in de onderbouwingsnota een relatieve bijdrage aan de totale CO2-reductie van 60%23 berekend. Voor het verwarmen van woningen en gebouwen rekenen we op omschakelingen naar duurzamere verwarmingsbronnen zoals warmtenetten, warmtepompen en hernieuwbaar gas. Een groeiende eigen productie van hernieuwbare elektriciteit willen we bereiken door zonne- en windenergie nog meer te stimuleren. Om fossiel aangedreven voertuigen terug te dringen, wordt verwacht dat de verkoop van zero-emissiewagens sterk zal toenemen. 



6.2 Doelstellingen

         Voor vele Antwerpse buurten blijken warmtenetten de meest duurzame oplossing om te verwarmen

asset_2_2_300x.png (copy1)

         We willen het potentieel van zonne-energie en windenergie maximaal benutten.

asset_2_2_300x.png (copy2)
6

6.3.1 Warmtenetten aanleggen

Bij een warmtenet wordt restwarmte van bijvoorbeeld industrie gebruikt om gebouwen te verwarmen. Voor vele Antwerpse buurten blijken warmtenetten de meest duurzame oplossing te zijn. Daarom werkten stad en partnerorganisaties een plan van aanpak uit voor warmtenetten voor 9 pilootzones. In deze 9 pilootzones ligt 10 % van de Antwerpse gebouwen, die bij aansluiting fossielvrij verwarmd kunnen worden. Bovendien liggen hier grote gebouwen die veel energie gebruiken, zogenaamde ‘grote verbruikers’ zoals stadsgebouwen, ziekenhuizen en (sociale) woonblokken. De 9 pilootzones liggen in de wijken:  Linkeroever, Eilandje, Nieuw zuid omgeving, Kiel, Fruithoflaan, Stuivenbergsite/Slachthuissite, Luchtbal/Rozemaai omgeving, Ringzone Oost en Zuidoost en Scheldekaaien. 

Warmtenetten kennen een langetermijnrealisatie. Een alternatieve technologie zijn warmtepompen. Een warmtepomp verbruikt enkel elektriciteit die nodig is om de pomp aan te drijven, de overige energie komt van de aanwezige warmte uit de bodem of de omgevingslucht. Warmtepompen kunnen op korte termijn worden ingezet in goed geïsoleerde gebouwen. Ze zijn de aangewezen verwarmingsoptie in wijken waar geen warmtenetten worden voorzien. Waar deze toch worden gepland, vormen ze een goede tussenstap. De stad onderzoekt op welke manier Antwerpenaren het best verleid kunnen worden richting warmtepompen, al dan niet in combinatie met de productie van hernieuwbare energie. 

6.3.2 Fossiele brandstoffen vervangen

De stad wil af van het gebruik van zwaar vervuilende brandstoffen als steenkool en stookolie en wil versneld omschakelen naar duurzame alternatieven tegen 2030. De stad gaat bekijken waar en hoe deze fossiele bronnen kunnen vervangen worden door aansluitingen op bijvoorbeeld een warmtenet of duurzamere alternatieven. Via het EcoHuis blijven we bewoners gericht informeren en sensibiliseren over alternatieven.

Met als streefdoel ‘fossielvrije nieuwe wijken’ onderzoekt de stad hoe aardgasnetten en aardgasaansluitingen in nieuwe verkavelingen, nieuwe projectontwikkelingen en nieuwe appartementsgebouwen vermeden kunnen worden. Tegen 2030 willen we alle nieuwe verkavelingen en projectontwikkelingen fossielvrij. 

6.3.4 Het ASTER-project

Woonhaven heeft beslist mee in te stappen in het ASTER-project. ASTER is een initiatief van de Vlaamse sociale huisvestingssector. Het is een coöperatieve vennootschap die zal worden opgericht door verschillende sociale huisvestingsmaatschapppijen met als voornaamste doelstellingen: het opbouwen van deskundigheid voor het opzetten van een investeringsprogramma voor duurzame ontwikkeling in sociaal wonen, en het plaatsen van 20.000 PV-installaties met een totale capaciteit van 40 MW24 op bestaande woningen. Bij de gebouwen van Woonhaven zullen dus op termijn de daken maximaal worden benut voor duurzame opwekking van elektriciteit waardoor de elektriciteitsfactuur van de sociale huurders zal verlagen.

6.3.5 Windenergie stimuleren

De stad, in het bijzonder de havengemeenschap, is reeds jaren pionier in grote windontwikkelingen op land. Er blijft nog steeds een groot potentieel voor ontwikkeling in de haven in evenwicht met haven- en natuurontwikkeling. Dit zal maximaal benut worden.

Op stedelijk grondgebied kunnen, mits randvoorwaarden, kleine en middelgrote windturbines interessant zijn. Een andere evolutie is de integratie van verticale windturbines op daken van hogere gebouwen, soms in combinatie met zonnepanelen. Naar analogie met zonnezoneringsplannen, stellen we een windzoneringsplan op in functie van kleinere windturbines. We onderzoeken met alle partners zoals Samen Klimaatactief, welke stimuli noodzakelijk zijn en activeren hen om windturbines te plaatsen. 

Samen met het Havenbedrijf treden we in dialoog met Vlaanderen om binnen het steunkader voor grotere turbines (>3MW) rekening te houden met haveneigen hogere capex- en opex25, waaronder de hogere opstalrechten die in het havengebied worden betaald omwille van de grotere gederfde economische waarde van het grondareaal dat door de inplanting van windturbines niet langer beschikbaar is of dat omwille van veiligheidsredenen wordt geïmpacteerd. Op die manier voorkomen we dat de in het havengebied geplaatste windturbines beperkt blijven tot <3MW en garanderen we dat het ruimtelijk inpasbaar windvermogen maximaal wordt gevaloriseerd.

Bij Fluvius en Elia26 bepleiten we een adequate netinfrastructuur die inperking van installeerbare capaciteit vermijdt.

6.3.6 Collectieve zonnepanelen, windturbines en warmtekrachtkoppeling op en in appartementsgebouwen en sociale woningen

Gestimuleerd door een nieuw regelgevend kader dat elke appartementsbewoner het recht geeft op zelfconsumptie van de binnen de blok collectief opgewekte elektriciteit helpen we het potentieel aan zonne- en windenergie op appartementsdaken maximaal te ontsluiten. 

Bij een grondige renovatie van een appartementsgebouw, waarbij een nieuwe levensduur voor het gebouw wordt beoogd, nemen we bij de opmaak van een fossielvrij energieconcept de contouren van SEViA mee.  Deze informatie dient als afwegingskader bij een stookplaatsrenovatie zodat de productie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, gebruik van warmtekrachtkoppelingen (WKK’s27) op hernieuwbaar gas, of de aansluiting op een warmtenet bij de renovatie wordt meegenomen. We onderzoeken of deze warmtekrachtkoppeling binnen de wijk ook meerdere gebouwen kan verwarmen en op die manier een warmte-eilandje kan vormen dat later kan aangesloten worden op een groter duurzaam verwarmd warmtenet. We onderzoeken de mogelijkheid van tijdelijke en verplaatsbare warmtekrachtinstallaties om zulke warmte-eilandjes te helpen opstarten.

6.3.7 Hernieuwbaar gas inzetten voor warmtekrachtkoppeling

We gaan na of we het biogas uit de vergisting van ons selectief ingezameld GFT afval kunnen opwerken tot in het aardgasnet injecteerbaar biomethaan om de zo verkregen “garanties van oorsprong” te kunnen aanwenden voor de vergroening van het aardgasverbruik in de eigen stedelijke installaties met warmtekrachtkoppeling (een installatie die elektriciteit produceren met gas en de restwarmte gebruik om bijvoorbeeld het water van een zwembad te verwarmen). Op die manier produceren we tegelijk groene stroom en groene warmte.

Ook het resterend aardgasverbruik voor het verwarmen van stadsgebouwen waarvoor warmtepompen of aansluiting op warmtenetten geen alternatief zijn, vergroenen we door de inzet van hernieuwbaar gas. 

6.3.8 Elektrische mobiliteit bevorderen met laadpaalplan en laadpleinen

Antwerpen werkt aan een ambitieus laadpaalplan. Dit plan moet Antwerpen tegen 2030 voorzien van een moderne laadinfrastructuur. De traagladers die we vandaag de dag in het straatbeeld zien zullen aangevuld worden met snelladers op strategische locaties of ‘laadpleinen’, vergelijkbaar met de huidige tankstations.  Op deze laadpleinen kan men kortparkeren voor kleine boodschappen terwijl het voertuig snel kan worden geladen. Voor taxi’s en elektrische deelwagens worden er gereserveerde laadpunten voorzien op het openbaar domein. Via het vergunningenbeleid leggen we op dat de nodige hardware en ruimte moet voorzien worden per x-aantal parkeerplaatsen, zodat de installatie van de feitelijke laadpalen vlot kan verlopen op privaat domein.

6.3.9 Onderzoek naar Ultra Lage Emissie Zone (ULEZ) voor bepaalde types transport

Het Vlaams luchtkwaliteitsplan 2030 dat de Vlaamse Regering aan de Europese Commissie overmaakte, gaat er in het beleidsscenario van uit dat de stad Antwerpen zijn LEZ in 2030 omvormt naar een Ultra Lage Emissie Zone (ULEZ) waarin enkel nog zero-emissievoertuigen zijn toegelaten.

Als alternatief voor dit scenario onderzoeken we de mogelijkheid om de omschakeling naar zero-emissievoertuigen te beperken tot welbepaalde transportdiensten of categorieën van transport zoals busvervoer, taxi’s, wagens van netbeheerders, postverdeling,  thuisverzorgingsdiensten, “pakjesdiensten” en ook brommers en om deze omschakeling al vanaf 2025 te laten ingaan. Dat kan door een Ultra Lage Emissie Zone (ULEZ) in te voeren die beperkt is tot deze vormen van transport, of via vrijwillige overeenkomsten die worden onderhandeld met de vlooteigenaren. 

150-dpi-webversie-lin... (copy)

Zonnepanelen op grote daken van magazijnen in de Antwerpse haven.
© Toon Grobet

6.3.3 Potentieel van daken voor zonne-energie benutten

Zonne- en windenergie bieden ons grote kansen om op termijn te evolueren naar een duurzaam en CO2-neutraal energiesysteem. Elektriciteit is een haalbare en beproefde technologie om die oneindige hoeveelheid energie te capteren en te gebruiken. Tussen het opvangen en het gebruiken moeten we kunnen opslaan en transporteren gezien de onregelmatige en onvoorspelbare beschikbaarheid van wind en zon. Dit is vooralsnog niet evident. Elektrificatie zal daarom hand in hand dienen te gaan met andere technologische ontwikkelingen, zoals energieopslag (in batterijen, warmte, waterstof en synthetische brandstoffen), vraagsturing en slim laden .  

Vlaanderen werkt aan regelgeving die hernieuwbare energiegemeenschappen en vormen van energiedelen mogelijk maakt. Aan de hand daarvan zullen we energiecoöperaties en hernieuwbare energiegemeenschappen stimuleren en burgers en bedrijven informeren over de kansen van deze vorm van gedeeld energiebeheer. Daarnaast maken we werk van een concessiebeleid voor coöperatieve investeringen of hernieuwbare energiegemeenschappen op het stedelijk patrimonium.

We willen zonnezoneringsplannen opmaken. Deze plannen tonen welke gebouwen een hoog zonnepotentieel en geschikte dakconstructie hebben en waar investeringen het meest rendement halen tegen de laagste kost en de hoogst mogelijke opbrengst. Zo krijgen eigenaars van grote, vrije dakoppervlakken inzicht in het technisch-economisch potentieel van hun dak. De stad wil met partners gaan kijken hoe we hen desgevallend kunnen activeren om zonnepanelen of opslagsystemen te plaatsen. 

Door de hoge vereisten inzake eigen verbruik (minstens 50% van de opgewekte stroom moet ter plaatse worden verbruikt), zijn zonnepanelen op grote daken van magazijnen in de haven vaak geen rendabele investering. Stad Antwerpen en het Havenbedrijf zullen in dialoog treden met Vlaanderen om te kijken hoe dit slapend potentieel aan zonne-energie toch kan worden geactiveerd.

6.3 Maatregelen

6.3.10 Proefproject voor ecosysteem met waterstof

Waterstof kan een belangrijke bijdrage leveren aan de energietransitie en een grote rol spelen in zero-emissie transport (e.g. vaartuigen, bussen, vuilniswagens,…) en energieopslag. Op het bedrijventerrein ‘Blue Gate Antwerp’ wordt de haalbaarheid onderzocht van een waterstofhub op de site voor de op- en overslag van waterstof, van belevering (bunkering en tankstation) en van de ontwikkeling van nieuwe waterstoftechnologie.  Dit gebeurt in samenspraak met belangrijke stakeholders die reeds aanwezig zijn op Blue Gate Antwerp, zoals Universiteit Antwerpen die focust op nieuwe waterstoftechnologie en Maritieme Campus Antwerpen die inzet op de ontwikkeling van waterstoftechnologie specifiek voor de maritieme sector. Zo kan Blue Gate Antwerp een strategische rol vervullen in een nieuw industrieel ecosysteem rond waterstof.

6.3.11 Kansen voor lokale energieproductie en warmtenetten bij stedenbouwkundige ontwikkelingskost

De stad heeft de mogelijkheid om met projectontwikkelaars of grondeigenaars een stedenbouwkundige ontwikkelingskost (SOK) af te spreken. Hierbij worden de kosten gedragen die de stad moet compenseren als gevolg van de komst van het project, zoals bijvoorbeeld de compensatie van natuurgrond. Op het grondgebied van de stad worden ontwikkelingsprojecten uitgevoerd, die bijkomende taken voor de stad genereren. De stad heeft als publieke rechtspersoon de mogelijkheid om met projectontwikkelaars, grondeigenaars of andere betrokkenen overeenkomsten af te sluiten waarbij stedenbouwkundige ontwikkelingskosten worden afgesproken om tegemoet te komen aan deze bijkomende taken voor de stad. De stad wil kansen voor alternatieve energie zoals zon of wind, bij de opmaak van een samenwerkingsovereenkomst, als vast onderdeel laten onderzoeken. 

6.3.12 Walstroom voor riviercruises en rondvaarten

De stad Antwerpen voorziet walstroom aan het Steen. Ook het Havenbedrijf voorziet walstroom op verschillende plaatsen in het havengebied. Bij walstroom gebruikt het schip het elektriciteitsnet op het vasteland, in plaats van zware vervuilende eigen motoren of generatoren om elektriciteit op te wekken. De Vlaamse overheid en het Gemeentelijk Havenbedrijf schaarden zich eerder achter de Verklaring van Mannheim (2018) over de vergroening van de binnenvaart, die stelt dat de binnenscheepvaart in 2050 klimaatneutraal zal zijn.  

6.3.13 Vergroening van infrastructureel energieverbruik, havenuitrusting,  en werfmachines

Samen met het Havenbedrijf, Aquafin28 en water-link29 vergroenen we het infrastructureel energieverbruik in de haven (pompen, sluizen…), in de watersector (pompen, beluchting) en in de openbare verlichting (ver-LED-ing). 

We onderzoeken hoe we een vergroening van de havenuitrusting (kranen, heftrucks, straddle carriers,…) fiscaal kunnen stimuleren, eventueel via een vergroening van de belasting op drijfkracht waarbij haventuigen aangedreven door elektriciteit, waterstof of methanol worden vrijgesteld van belasting. De daarbij gehanteerde principes zijn budgetneutraliteit op vlak van fiscale opbrengsten, minimale bedrijfseconomische impact en maximaal milieuresultaat (uitstoot van polluenten en broeikasgassen).

We vergroenen de werfmachines (non-road mobile machinery) via bepalingen in lastenboeken openbare werken.

22 Ecopower is een Belgische coöperatie die optreedt als producent en leverancier van groene stroom.

23 Dit wordt verduidelijkt in de Onderbouwingsnotar

24 MW staat voor de eenheid MegaWatt of een miljoen Watt.

25 Capital Expenditures (capex) of kapitaaluitgaven, staat voor alle kosten voor ontwikkeling, ontwerp of levering van niet-verbruikbare onderdelen van een product of systeem (investering). Operating Expenditures (opex) zijn operationele uitgaven en staat voor alle terugkerende kosten voor een product, systeem of onderneming.

26 Elia is de transmissienetbeheerder van het Belgische hoogspanningsnet en staat in voor de transmissie van elektriciteit.

27 Een warmtekrachtkoppeling (wkk) produceert zowel elektriciteit als warmte uit één brandstof.

28 Aquafin is een Belgisch bedrijf, dat verantwoordelijk is voor de prefinanciering, de uitbouw en het beheer van infrastructuur voor waterzuivering in het Vlaamse gewest.

29 Water-link is het waterleidingbedrijf voor de Antwerpse regio.

scroll animatie

6.
Hernieuwbare
energie en
restwarmte

De vorige hoofdstukken beschreven hoe we als stad en stakeholders minder energie willen verbruiken via gerenoveerde gebouwen, minder (vracht)wagens en energie-efficiënte bedrijven. Een ándere manier om de uitstoot van CO2 naar beneden te halen is door hernieuwbare energiebronnen of restwarmte te gebruiken. Hoe minder fossiele brandstof gebruikt wordt, des te beter voor het klimaat. We willen de productie van lokaal geproduceerde hernieuwbare energie opdrijven. 

Op Antwerps grondgebied is 50% van alle CO2-uitstoot afkomstig van toestellen en de verwarming van gebouwen en nog eens ruim 30% komt van voertuigen. Een elektrificatie van verwarming  en transport met lokaal geproduceerde hernieuwbare stroom uit wind en zon kan dus heel wat klimaatwinst boeken. 

         Voor vele Antwerpse buurten blijken warmtenetten de meest duurzame oplossing om te verwarmen

asset_2_2_300x.png (copy1)

6.1 Wat doen we al?

6.1.1 Kansen voor warmtenetten en - pompen in kaart gebracht

Een interessante manier om duurzaam te verwarmen, is via warmtenetten. Deze benutten lokale hernieuwbare warmtebronnen (zoals bodemwarmte of warmte uit rioolwater) of  restenergie die anders verloren gaat, en vervangen in de aangesloten gebouwen of wijken het gebruik van fossiele brandstoffen die vandaag voor verwarming worden ingezet. De voorbije jaren werd binnen de stad al een aantal warmtenetprojecten opgestart, waaronder Nieuw Zuid, Blue Gate en Terbekehofdreef.  

De stad heeft samen met de netbeheerder Fluvius de strategische Energievisie Antwerpen (SEViA) opgesteld. Deze visie biedt een kader voor een klimaatneutrale warmtevoorziening van de stad Antwerpen tegen 2050. Het onderzoekt verschillende duurzame alternatieven voor de vervuilende fossiele warmte-opwekking. Het brengt onder meer in kaart waar een warmtenet mogelijk is en waar andere duurzame alternatieven zoals warmtepompen of hernieuwbaar gas meer geschikt zijn. Deze energiealternatieven zijn doorgerekend (economisch en technisch) en samengebracht in een dynamische warmtezoneringskaart. De warmtezoneringskaart toont aan waar warmtenetten, dan wel doorgedreven isolatie met warmtepompen de goedkopere optie zijn om gebouwen fossielvrij te maken. Op basis van de warmtezoneringskaart en andere criteria zoals de aanwezigheid van grote warmteverbruikers of lokale duurzame bronnen, werden negen pilootzones afgebakend waar de uitrol van warmtenetten als eerste gepland staat. 

6.1.2 Circulair zuid: proefproject voor circulaire energie

Bewoners van Nieuw Zuid deden de voorbije twee jaren inspanningen om circulair te leven. Onder de noemer ‘Circulair Zuid’ probeerden zij de consumptie van energie, water, afval en materiaal gevoelig terug te dringen of te hergebruiken. Via activiteiten en aanmoedigingen kregen zij de kans om op een gemakkelijke manier kleine stapjes te zetten richting circulair gedrag. Samen met Ecopower22 werd een buurtenergiegroep opgericht waar de bewoners kunnen investeren in zonne-energie. Ze vormen een energiegemeenschap om samen hernieuwbare energie te produceren op de daken van de wijk. Met behulp van batterijsystemen kunnen ze er later ook voor zorgen dat ze deze energie zoveel mogelijk zelf kunnen gebruiken.

6.1.3 Wind voor Antwerpen

Via de financieringsholding FINEG, waarin de Stad Antwerpen hoofdaandeelhouder is, investeert de Stad in coöperatieven voor windproductie in de haven. Deze coöperatieven staan ook open voor inbreng door burgers. Zo kan ook de Antwerpenaar zelf zijn steentje bijdragen aan de uitbouw van windenergie in de haven door coöperant te worden van “Wind voor A”. Coöperatieve investeringen leiden tot een sterker lokaal draagvlak voor hernieuwbare energie, toegang tot extra particulier kapitaal en meer participatie van burgers in de energietransitie.

 

6.2 Doelstellingen

De komende jaren zijn de grootste reducties te behalen op vlak van energie. Door over te schakelen naar een groenere energiebron voor het verwarmen van woningen en dienstengebouwen, het aandrijven van apparaten, machines en voertuigen werd in de onderbouwingsnota een relatieve bijdrage aan de totale CO2-reductie van 60%23 berekend. Voor het verwarmen van woningen en gebouwen rekenen we op omschakelingen naar duurzamere verwarmingsbronnen zoals warmtenetten, warmtepompen en hernieuwbaar gas. Een groeiende eigen productie van hernieuwbare elektriciteit willen we bereiken door zonne- en windenergie nog meer te stimuleren. Om fossiel aangedreven voertuigen terug te dringen, wordt verwacht dat de verkoop van zero-emissiewagens sterk zal toenemen. 



         We willen het potentieel van zonne-energie en windenergie maximaal benutten.

asset_2_2_300x.png (copy2)

6.3 Maatregelen

6.3.1 Warmtenetten aanleggen

Bij een warmtenet wordt restwarmte van bijvoorbeeld industrie gebruikt om gebouwen te verwarmen. Voor vele Antwerpse buurten blijken warmtenetten de meest duurzame oplossing te zijn. Daarom werkten stad en partnerorganisaties een plan van aanpak uit voor warmtenetten voor 9 pilootzones. In deze 9 pilootzones ligt 10 % van de Antwerpse gebouwen, die bij aansluiting fossielvrij verwarmd kunnen worden. Bovendien liggen hier grote gebouwen die veel energie gebruiken, zogenaamde ‘grote verbruikers’ zoals stadsgebouwen, ziekenhuizen en (sociale) woonblokken. De 9 pilootzones liggen in de wijken:  Linkeroever, Eilandje, Nieuw zuid omgeving, Kiel, Fruithoflaan, Stuivenbergsite/Slachthuissite, Luchtbal/Rozemaai omgeving, Ringzone Oost en Zuidoost en Scheldekaaien. 

Warmtenetten kennen een langetermijnrealisatie. Een alternatieve technologie zijn warmtepompen. Een warmtepomp verbruikt enkel elektriciteit die nodig is om de pomp aan te drijven, de overige energie komt van de aanwezige warmte uit de bodem of de omgevingslucht. Warmtepompen kunnen op korte termijn worden ingezet in goed geïsoleerde gebouwen. Ze zijn de aangewezen verwarmingsoptie in wijken waar geen warmtenetten worden voorzien. Waar deze toch worden gepland, vormen ze een goede tussenstap. De stad onderzoekt op welke manier Antwerpenaren het best verleid kunnen worden richting warmtepompen, al dan niet in combinatie met de productie van hernieuwbare energie. 

6.3.2 Fossiele brandstoffen vervangen

De stad wil af van het gebruik van zwaar vervuilende brandstoffen als steenkool en stookolie en wil versneld omschakelen naar duurzame alternatieven tegen 2030. De stad gaat bekijken waar en hoe deze fossiele bronnen kunnen vervangen worden door aansluitingen op bijvoorbeeld een warmtenet of duurzamere alternatieven. Via het EcoHuis blijven we bewoners gericht informeren en sensibiliseren over alternatieven.

Met als streefdoel ‘fossielvrije nieuwe wijken’ onderzoekt de stad hoe aardgasnetten en aardgasaansluitingen in nieuwe verkavelingen, nieuwe projectontwikkelingen en nieuwe appartementsgebouwen vermeden kunnen worden. Tegen 2030 willen we alle nieuwe verkavelingen en projectontwikkelingen fossielvrij. 

6.3.3 Potentieel van daken voor zonne-energie benutten

Zonne- en windenergie bieden ons grote kansen om op termijn te evolueren naar een duurzaam en CO2-neutraal energiesysteem. Elektriciteit is een haalbare en beproefde technologie om die oneindige hoeveelheid energie te capteren en te gebruiken. Tussen het opvangen en het gebruiken moeten we kunnen opslaan en transporteren gezien de onregelmatige en onvoorspelbare beschikbaarheid van wind en zon. Dit is vooralsnog niet evident. Elektrificatie zal daarom hand in hand dienen te gaan met andere technologische ontwikkelingen, zoals energieopslag (in batterijen, warmte, waterstof en synthetische brandstoffen), vraagsturing en slim laden .  

Vlaanderen werkt aan regelgeving die hernieuwbare energiegemeenschappen en vormen van energiedelen mogelijk maakt. Aan de hand daarvan zullen we energiecoöperaties en hernieuwbare energiegemeenschappen stimuleren en burgers en bedrijven informeren over de kansen van deze vorm van gedeeld energiebeheer. Daarnaast maken we werk van een concessiebeleid voor coöperatieve investeringen of hernieuwbare energiegemeenschappen op het stedelijk patrimonium.

We willen zonnezoneringsplannen opmaken. Deze plannen tonen welke gebouwen een hoog zonnepotentieel en geschikte dakconstructie hebben en waar investeringen het meest rendement halen tegen de laagste kost en de hoogst mogelijke opbrengst. Zo krijgen eigenaars van grote, vrije dakoppervlakken inzicht in het technisch-economisch potentieel van hun dak. De stad wil met partners gaan kijken hoe we hen desgevallend kunnen activeren om zonnepanelen of opslagsystemen te plaatsen. 

Door de hoge vereisten inzake eigen verbruik (minstens 50% van de opgewekte stroom moet ter plaatse worden verbruikt), zijn zonnepanelen op grote daken van magazijnen in de haven vaak geen rendabele investering. Stad Antwerpen en het Havenbedrijf zullen in dialoog treden met Vlaanderen om te kijken hoe dit slapend potentieel aan zonne-energie toch kan worden geactiveerd.

6.3.4 Het ASTER-project

Woonhaven heeft beslist mee in te stappen in het ASTER-project. ASTER is een initiatief van de Vlaamse sociale huisvestingssector. Het is een coöperatieve vennootschap die zal worden opgericht door verschillende sociale huisvestingsmaatschapppijen met als voornaamste doelstellingen: het opbouwen van deskundigheid voor het opzetten van een investeringsprogramma voor duurzame ontwikkeling in sociaal wonen, en het plaatsen van 20.000 PV-installaties met een totale capaciteit van 40 MW24 op bestaande woningen. Bij de gebouwen van Woonhaven zullen dus op termijn de daken maximaal worden benut voor duurzame opwekking van elektriciteit waardoor de elektriciteitsfactuur van de sociale huurders zal verlagen.

6.3.5 Windenergie stimuleren

De stad, in het bijzonder de havengemeenschap, is reeds jaren pionier in grote windontwikkelingen op land. Er blijft nog steeds een groot potentieel voor ontwikkeling in de haven in evenwicht met haven- en natuurontwikkeling. Dit zal maximaal benut worden.

Op stedelijk grondgebied kunnen, mits randvoorwaarden, kleine en middelgrote windturbines interessant zijn. Een andere evolutie is de integratie van verticale windturbines op daken van hogere gebouwen, soms in combinatie met zonnepanelen. Naar analogie met zonnezoneringsplannen, stellen we een windzoneringsplan op in functie van kleinere windturbines. We onderzoeken met alle partners zoals Samen Klimaatactief, welke stimuli noodzakelijk zijn en activeren hen om windturbines te plaatsen. 

Samen met het Havenbedrijf treden we in dialoog met Vlaanderen om binnen het steunkader voor grotere turbines (>3MW) rekening te houden met haveneigen hogere capex- en opex25, waaronder de hogere opstalrechten die in het havengebied worden betaald omwille van de grotere gederfde economische waarde van het grondareaal dat door de inplanting van windturbines niet langer beschikbaar is of dat omwille van veiligheidsredenen wordt geïmpacteerd. Op die manier voorkomen we dat de in het havengebied geplaatste windturbines beperkt blijven tot <3MW en garanderen we dat het ruimtelijk inpasbaar windvermogen maximaal wordt gevaloriseerd.

Bij Fluvius en Elia26 bepleiten we een adequate netinfrastructuur die inperking van installeerbare capaciteit vermijdt.

6.3.6 Collectieve zonnepanelen, windturbines en warmtekrachtkoppeling op en in appartementsgebouwen en sociale woningen

Gestimuleerd door een nieuw regelgevend kader dat elke appartementsbewoner het recht geeft op zelfconsumptie van de binnen de blok collectief opgewekte elektriciteit helpen we het potentieel aan zonne- en windenergie op appartementsdaken maximaal te ontsluiten. 

Bij een grondige renovatie van een appartementsgebouw, waarbij een nieuwe levensduur voor het gebouw wordt beoogd, nemen we bij de opmaak van een fossielvrij energieconcept de contouren van SEViA mee.  Deze informatie dient als afwegingskader bij een stookplaatsrenovatie zodat de productie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, gebruik van warmtekrachtkoppelingen (WKK’s27) op hernieuwbaar gas, of de aansluiting op een warmtenet bij de renovatie wordt meegenomen. We onderzoeken of deze warmtekrachtkoppeling binnen de wijk ook meerdere gebouwen kan verwarmen en op die manier een warmte-eilandje kan vormen dat later kan aangesloten worden op een groter duurzaam verwarmd warmtenet. We onderzoeken de mogelijkheid van tijdelijke en verplaatsbare warmtekrachtinstallaties om zulke warmte-eilandjes te helpen opstarten.

6.3.7 Hernieuwbaar gas inzetten voor warmtekrachtkoppeling

We gaan na of we het biogas uit de vergisting van ons selectief ingezameld GFT afval kunnen opwerken tot in het aardgasnet injecteerbaar biomethaan om de zo verkregen “garanties van oorsprong” te kunnen aanwenden voor de vergroening van het aardgasverbruik in de eigen stedelijke installaties met warmtekrachtkoppeling (een installatie die elektriciteit produceren met gas en de restwarmte gebruik om bijvoorbeeld het water van een zwembad te verwarmen). Op die manier produceren we tegelijk groene stroom en groene warmte.

Ook het resterend aardgasverbruik voor het verwarmen van stadsgebouwen waarvoor warmtepompen of aansluiting op warmtenetten geen alternatief zijn, vergroenen we door de inzet van hernieuwbaar gas. 

6.3.8 Elektrische mobiliteit bevorderen met laadpaalplan en laadpleinen

Antwerpen werkt aan een ambitieus laadpaalplan. Dit plan moet Antwerpen tegen 2030 voorzien van een moderne laadinfrastructuur. De traagladers die we vandaag de dag in het straatbeeld zien zullen aangevuld worden met snelladers op strategische locaties of ‘laadpleinen’, vergelijkbaar met de huidige tankstations.  Op deze laadpleinen kan men kortparkeren voor kleine boodschappen terwijl het voertuig snel kan worden geladen. Voor taxi’s en elektrische deelwagens worden er gereserveerde laadpunten voorzien op het openbaar domein. Via het vergunningenbeleid leggen we op dat de nodige hardware en ruimte moet voorzien worden per x-aantal parkeerplaatsen, zodat de installatie van de feitelijke laadpalen vlot kan verlopen op privaat domein.

6.3.9 Onderzoek naar Ultra Lage Emissie Zone (ULEZ) voor bepaalde types transport

Het Vlaams luchtkwaliteitsplan 2030 dat de Vlaamse Regering aan de Europese Commissie overmaakte, gaat er in het beleidsscenario van uit dat de stad Antwerpen zijn LEZ in 2030 omvormt naar een Ultra Lage Emissie Zone (ULEZ) waarin enkel nog zero-emissievoertuigen zijn toegelaten.

Als alternatief voor dit scenario onderzoeken we de mogelijkheid om de omschakeling naar zero-emissievoertuigen te beperken tot welbepaalde transportdiensten of categorieën van transport zoals busvervoer, taxi’s, wagens van netbeheerders, postverdeling,  thuisverzorgingsdiensten, “pakjesdiensten” en ook brommers en om deze omschakeling al vanaf 2025 te laten ingaan. Dat kan door een Ultra Lage Emissie Zone (ULEZ) in te voeren die beperkt is tot deze vormen van transport, of via vrijwillige overeenkomsten die worden onderhandeld met de vlooteigenaren. 

150-dpi-webversie-lin... (copy)

Zonnepanelen op grote daken van magazijnen in de Antwerpse haven.
© Toon Grobet

6.3.10 Proefproject voor ecosysteem met waterstof

Waterstof kan een belangrijke bijdrage leveren aan de energietransitie en een grote rol spelen in zero-emissie transport (e.g. vaartuigen, bussen, vuilniswagens,…) en energieopslag. Op het bedrijventerrein ‘Blue Gate Antwerp’ wordt de haalbaarheid onderzocht van een waterstofhub op de site voor de op- en overslag van waterstof, van belevering (bunkering en tankstation) en van de ontwikkeling van nieuwe waterstoftechnologie.  Dit gebeurt in samenspraak met belangrijke stakeholders die reeds aanwezig zijn op Blue Gate Antwerp, zoals Universiteit Antwerpen die focust op nieuwe waterstoftechnologie en Maritieme Campus Antwerpen die inzet op de ontwikkeling van waterstoftechnologie specifiek voor de maritieme sector. Zo kan Blue Gate Antwerp een strategische rol vervullen in een nieuw industrieel ecosysteem rond waterstof.

6.3.11 Kansen voor lokale energieproductie en warmtenetten bij stedenbouwkundige ontwikkelingskost

De stad heeft de mogelijkheid om met projectontwikkelaars of grondeigenaars een stedenbouwkundige ontwikkelingskost (SOK) af te spreken. Hierbij worden de kosten gedragen die de stad moet compenseren als gevolg van de komst van het project, zoals bijvoorbeeld de compensatie van natuurgrond. Op het grondgebied van de stad worden ontwikkelingsprojecten uitgevoerd, die bijkomende taken voor de stad genereren. De stad heeft als publieke rechtspersoon de mogelijkheid om met projectontwikkelaars, grondeigenaars of andere betrokkenen overeenkomsten af te sluiten waarbij stedenbouwkundige ontwikkelingskosten worden afgesproken om tegemoet te komen aan deze bijkomende taken voor de stad. De stad wil kansen voor alternatieve energie zoals zon of wind, bij de opmaak van een samenwerkingsovereenkomst, als vast onderdeel laten onderzoeken. 

6.3.12 Walstroom voor riviercruises en rondvaarten

De stad Antwerpen voorziet walstroom aan het Steen. Ook het Havenbedrijf voorziet walstroom op verschillende plaatsen in het havengebied. Bij walstroom gebruikt het schip het elektriciteitsnet op het vasteland, in plaats van zware vervuilende eigen motoren of generatoren om elektriciteit op te wekken. De Vlaamse overheid en het Gemeentelijk Havenbedrijf schaarden zich eerder achter de Verklaring van Mannheim (2018) over de vergroening van de binnenvaart, die stelt dat de binnenscheepvaart in 2050 klimaatneutraal zal zijn.  

6.3.13 Vergroening van infrastructureel energieverbruik, havenuitrusting,  en werfmachines

Samen met het Havenbedrijf, Aquafin28 en water-link29 vergroenen we het infrastructureel energieverbruik in de haven (pompen, sluizen…), in de watersector (pompen, beluchting) en in de openbare verlichting (ver-LED-ing). 

We onderzoeken hoe we een vergroening van de havenuitrusting (kranen, heftrucks, straddle carriers,…) fiscaal kunnen stimuleren, eventueel via een vergroening van de belasting op drijfkracht waarbij haventuigen aangedreven door elektriciteit, waterstof of methanol worden vrijgesteld van belasting. De daarbij gehanteerde principes zijn budgetneutraliteit op vlak van fiscale opbrengsten, minimale bedrijfseconomische impact en maximaal milieuresultaat (uitstoot van polluenten en broeikasgassen).

We vergroenen de werfmachines (non-road mobile machinery) via bepalingen in lastenboeken openbare werken.

22 Ecopower is een Belgische coöperatie die optreedt als producent en leverancier van groene stroom.

23 Dit wordt verduidelijkt in de Onderbouwingsnotar

24 MW staat voor de eenheid MegaWatt of een miljoen Watt.

25 Capital Expenditures (capex) of kapitaaluitgaven, staat voor alle kosten voor ontwikkeling, ontwerp of levering van niet-verbruikbare onderdelen van een product of systeem (investering). Operating Expenditures (opex) zijn operationele uitgaven en staat voor alle terugkerende kosten voor een product, systeem of onderneming.

26 Elia is de transmissienetbeheerder van het Belgische hoogspanningsnet en staat in voor de transmissie van elektriciteit.

27 Een warmtekrachtkoppeling (wkk) produceert zowel elektriciteit als warmte uit één brandstof.

28 Aquafin is een Belgisch bedrijf, dat verantwoordelijk is voor de prefinanciering, de uitbouw en het beheer van infrastructuur voor waterzuivering in het Vlaamse gewest.

29 Water-link is het waterleidingbedrijf voor de Antwerpse regio.

Digitale publicaties

Blader hier door onze bibliotheek van digitale magazines, brochures, gidsen en andere publicaties.
Volledig scherm