Stadsdichters
Niet alle licht hangt aan elkaar (meer dan wat wij zien is waar)
Verdwijnen is de hoogste vorm van vliegen
Sprakeloos lied
In het donker komen we aan het licht
Bovengronds en onderweg
De passie verdeelt ons amper
Helden binnen handbereik
Het Seeflied
VRIJ/SPRAAK
Wij
Een goed stadsgedicht
Kom
Stad onder stroom
Gedichten
Vanaf Gedichtendag 2014 was Stijn Vranken twee jaar lang stadsdichter van Antwerpen. Hij volgde daarmee Bernard Dewulf op. De stad Antwerpen kiest voor Stijn Vranken vanwege zijn poëzie die getuigt van taalplezier en verwondering, zijn heldere, verstaanbare en vaak ook humoristische poëzie en zijn performerkwaliteiten. Vranken zocht en vond voor zijn stadsgedichten originele uitvoeringen, aan de onderkant van een brug, als een rijdende poëzietram of een meezingbaar wijklied. Alle zijn stadsgedichten werden verzameld in de bijzondere uitgave ‘Fiat Lux’ (De Bezige Bij) in een ontwerp van Catapult, die ook garant stond voor de vormgeving van alle stadsgedichten van Stijn Vranken.
Stadsdichter 2014-2015
Spat onder stroom (een bovenaanzicht)
Zie uzelf daar eens liggen, daar beneden, zo licht, gij stuk
stad, al dat stralen staat u precies goed, al dat schijnen
zit u blijkbaar diep in het bloed, gij brandt als vaneigens
bijna door de kaart, zo vurig als gij uzelf bemint en dit
brave land bevlekt, zo hard, zo hels, mijn god, gij non
stop big bang (in miniatuur, jaja, maar toch) - ach, waar
moet dat stranden, met uw steeds oeverlozer gescheld,
uw gebreek en gebouw, uw gegraaf en gedemp, uw
geschipper en gevaar, uw keer om keer altijd maar
weer wat aan de hand - niet te geloven hoe luid gij lijdt
aan uw zelfverklaarde rand - kom op schat, schitter nog
maar wat feller, ja gij, vermakelijke vlek, flikker voort
met uw geschilder en geschets, uw geschrijf en gezwets,
uw gekunst en gekitsch, uw gefuif en gefoor (ga door!)
met uw gesmoor en gesnuif, uw gesnor en gekuif, uw
getjing en getjoek, uw gezeik en gezoek, uw gedoe en
gedroom - allez, komaan, vooruit, licht uzelf nog eens
wat hogerop (armen genoeg) - zie, voila: zo valt daar
dan toch (uit uw eigen warme handen, jaja, maar toch)
een verdomd verdiend applaus (geklap, geklap!) voor u
en uzelf en vooral voorgoed, want zo zijt gij (dat ziet ge
nu eens van hier), gij schitterende plek
welgemorste mensheid, onbeschaamd schuim
op dit schiftend land, gij onuitwisbare
spat onder stroom.
Stijn Vranken: “Mijn eerste stadsgedicht is een ode aan het schitterende, eeuwig brandende vuur dat dit creatieve dorp aan de Schelde uitstraalt. Het gedicht is een bovenaanzicht, vanuit de ruimte gezien, waarin de stad oplicht als een vlek of een spat.”
Dit stadsgedicht werd ook als poster in een ontwerp van Catapult verspreid.
Bekijk hier een kort gesprek met Stijn Vranken naar aanleiding van zijn eerste stadsgedicht:
Kom
voor Hodei
Nergens bestaat nooit. Alleen hier en nu
lijkt het als twee druppels op geen idee waar.
De straten lopen vol, maar voelen bodemloos.
Dat kan, daar is maar één man voor nodig.
Die ontbreekt. In deze stad van iedereen,
in dit heelal van -o god- mogelijk niemand.
Zo weinig van wat zou kunnen gebeuren,
gebeurt, schreef een schilder eens.
Hoe doe je dat toch? Hoe haal je adem
uit dezelfde lucht waaruit op een ochtend
ook een geliefde werd gehaald? Werd gehold.
Is gehold.
Misschien gebeurt er veel meer dan wat kan.
Misschien vormt de tijd met z’n handen ooit
een kom, waarin alles past.
Stijn Vranken schreef een stadsgedicht voor Hodei Egiluz Diaz, de 23-jarige Bask die in Antwerpen verdween in de nacht van 18 op 19 oktober 2013 na een avond stappen met een vriend. Op zondag 24 mei 2014 werd dit gedicht in Baskische blauwsteen ingehuldigd door zijn familie op de Koolkaai, de plaats waar Hodei het laatst werd gezien.
Wij
wij vouwen dit schip
uit tijd voor elkaar
en wenken de wind
met één enkel woord
zo varen op de verte
over elke dag van glas
twee levens lang, wij
waterpas
Net zoals Joke Van Leeuwen, Peter Holvoet-Hanssen en Bernard Dewulf schreef Stijn Vranken een stadsgedicht voor het officiële trouwboekje van de stad Antwerpen.
Een goed stadsgedicht
Een goed stadsgedicht
herkent u meteen.
Het heeft een rake titel,
opent gevat,
en in het beste geval
hangt het in de weg
aan de onderkant van
een enorme brug.
Het is grappig,
maar niet overdreven.
En het verrast – op de valreep
stelt het dan toch nog iets
zoals bijvoorbeeld
de ellendige vraag:
Vervoert dit schip
niet erg rustig de tijd
die u hier zo dringend
staat te verliezen?
Stijn Vranken schreef ‘Een goed stadsgedicht’ op maat van de Londenbrug op het Eilandje, in het kader van het stadsproject ‘programma voor stad in verandering’.
Dit vierde stadsgedicht werd begin 2015 in samenwerking met het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen op een grote spandoek (12,00 x 19,73 meter) aangebracht aan de onderkant van de Londenbrug. Het is enkel te lezen wanneer de brug openstaat. Sinds juni 2017 werd de oude Londonbrug vervangen door een nieuwe brug. Het stadsgedicht werd deze keer op initiatief van Noorderlijn op een duurzame manier aangebracht aan de onderkant van de brug. Het ontwerp is van Catapult.
Op vraag van de gevangenis Antwerpen zette Stijn Vranken onder de noemer VRIJ/SPRAAK een poëzietraject op poten in de 'Begijnenstraat'. Vranken ging samen met Vormingplus Antwerpen op zoek naar de favoriete gedichten van gedetineerden. De resultaten van deze zoektocht zijn vanaf Gedichtendag 2015 een maand lang te beluisteren in bibliotheek Permeke. De gekozen gedichten werden door de gedetineerden ingesproken en ingeleid en kunnen beluisterd worden in een luisterhoek. Stijn Vranken riep naar aanleiding van VRIJ/SPRAAK ook op om poëziebundels te schenken aan de gevangenis van Antwerpen. Poëzie blijkt immers een veel uitgeleend genre in de gevangenisbibliotheek. De oproep werd enthousiast beantwoord met vele schenkingen van particuleren en literaire organisaties (meer dan 500 bundels!). Op Gedichtendag 2015 droeg de stadsdichter alle geschonken dichtbundels over aan de gevangenis van Antwerpen.
‘VRIJ/SPRAAK’ is een project van Antwerpen Boekenstad, FOD Justitie, Gevangenis Antwerpen, Vormingplus Antwerpen en de Vlaamse Overheid – Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin – afdeling Welzijn en Samenleving in gevangenis Antwerpen, in samenwerking met bibliotheek Permeke.
Beluister hier een selectie van gedichten die werden ingesproken en becommentarieerd door gedetineerden van de Antwerpse gevangenis:
Het Seeflied
iedereen woont wel ergens
maar geen mens zo overal
als wij hier in het noorden
van dit antwerps heelal
de godganse wereld
waait hier door de wijk
als wind door de bomen
of wat daar al op lijkt
in deze buurt van babel
dit gat vol droom en daad
waar iedereen begrijpt
dat ge niemand echt verstaat
– in de seefhoek, in de seefhoek
nee, niks is hier vreemd
want iedereen is raar
ge kunt dat niet willen
maar gelukkig is het waar
alles kruipt hier bijeen
van hip tot hopeloos
ja, alles past hier samen
zoals tien puzzels in een doos
– in de seefhoek, in de seefhoek...
er valt hier niks te verliezen
tenzij misschien het idee
dat iedereen kan kiezen
tussen ja of nee...
het licht valt hier minder
vanzelf uit de lucht
vooruitgang lijkt vaak
een hardnekkig gerucht
maar turen naar de toekomst
is 't begin van een beroep
en dat leert ge nog het best
al staand op de stoep
– in de seefhoek, in de seefhoek...
nee, deze wijk is misschien
niet het hart van deze stad
maar haar ziel des te meer
en haar lever ook wel wat
en ze draait vaak warmer
dan de wereld daarrond
al zult ge dat niet zeggen
als ge hier van uw leven niet komt
in deze buurt van babel
dit gat vol droom en daad
waar iedereen begrijpt
dat ge niemand echt verstaat
– in de seefhoek, in de seefhoek
iedereen woont wel ergens
maar geen mens zo overal
als wij hier in het noorden
van dit antwerpse heelal.
7. de passie verdeelt ons amper
Stijn Vranken schreef samen met David Troch, de Gentse stadsdichter, een gedicht voor ‘Rotspaleis’, een eenmalige poëziegebeuren in het Sportpaleis op 20 en 21 maart 2005. Het gedicht werd in een ontwerp van Serge Baeken op een grote TIFO aangebracht.
Met ‘Het Seeflied’ schreef stadsdichter Stijn Vranken een ode aan de Seefhoek, de kleurrijke volkswijk waar hij zelf woont. Vranken werkte voor dit nieuwe stadsgedicht samen met ander Antwerps talent. Zo werd de muziek voor het gedicht gecomponeerd door Mira Bertels en gearrangeerd door Steven Van Gool. Tine Reymer en Vitalski namen de vertolking voor hun rekening en Jess De Gruyter maakte dan weer een bijhorende videoclip waarvoor meer dan vijftig Seefhoekbewoners geportretteerd werden. Het Seeflied werd 18 december 2014 voorgesteld tijdens Noorderlicht, een gezellige belevingsroute met de fiets of te voet door de Seefhoek
De videoclip van 'Het Seeflied' is hier te bekijken:
de passie verdeelt ons amper
het hoofd los, de handen vast
ruikend naar onraad, volledig
verkneukeld – zo zijn wij stuk
voor stuk tickets voor elkaar,
onhandig verscheurd en blind
tastend naar de eerste rij,
een hoogtepunt, met wat geluk
een ereplaats in het plakboek
van de tegenpartij.
Stijn Vranken schreef samen met David Troch, de Gentse stadsdichter, een gedicht voor ‘Rotspaleis’, een eenmalige poëziegebeuren in het Sportpaleis op 20 en 21 maart 2005. Het gedicht werd in een ontwerp van Serge Baeken op een grote TIFO aangebracht.
Helden binnen handbereik
In onze straat staan de huizen zij aan zij,
als boeken op een schap, de gevelruggen
bol van bestaan.
En hier wonen wij.
Hier schrijven wij muren aan een stuk
zoveel mogelijk leven bij elkaar.
In het afgelijnde licht van onze kamers
vermommen we ons graag als helden,
vechtend voor iedere zin van ons verhaal.
Maar elke bladzijde is dun, ook ons kabaal
waait keer op keer op een kier - kijk hier:
tussen deze regels leest u ons zo
naar buiten, blijken we doodgewoon
buren, helden binnen handbereik..
Stijn Vranken schreef voor de tiende editie van Burendag op 29 mei 2015 een ode aan de buren. Dit gedicht werd op 5000 raamstickers gedrukt, in een ontwerp van Catapult, en verdeeld onder de deelnemende straten aan Burendag. Om het gedicht en Burendag bekend te maken bij het grote publiek, werd het op zes locaties in de stad (Deurne, Berendrecht-Zandvliet-Lillo, Merksem, Wilrijk en Hoboken) als een grote raamstickers gekleefd.
Bovengronds en onderweg
ach, vraag me niet waarheen de rit
is het nog ver, hoe lang duurt dit
en gaan we heen of eerder weer
ik zeg het u, ik weet het niet
dit is gewoon de weg, meneer
naar wat we altijd zijn geweest
een even licht als donker spoor
dat dus (zo blijkt uit vorig vers)
echt niemand iemand wijzen kan
een cirkel dralend om zijn doel
een omweg van begin tot eind
allez roulez! - kom hier meneer
en blijf bij voorkeur levenslang
niet iets dat iemand zomaar vindt
maar overal en zichtbaar zoek
hier bovengronds en onderweg
Stadsdichter Stijn Vranken verbouwde met De Klopperij een tram van De Lijn tot een uniek rijdend poëziecafé. Aan boord vond je een gezellige bar, een poëziebibliotheek en een podium (met piano!) voor intieme literaire en muzikale optredens. Nog nooit werd je zo warm vervoerd doorheen de straten van Antwerpen. De officiële première vond plaats tijdens de Mechelsepleinfeesten. De tram reed van augustus tot december 2005 tweewekelijks op zondag uit.
Tram DE LUX was een samenwerkingsproject tussen De Lijn, Antwerpen Boekenstad en De Klopperij i.sm. district Antwerpen.
Ter gelegenheid van het project Tram DE LUX schreef Stijn Vranken ook een nieuw stadsgedicht.
In het donker komen we aan het licht
In het licht lijken we raadsels.
In het donker lossen we op, verdwijnen we
Vlekkeloos tot onze essentie: een vacuüm
vol honger en dorst. Noot zijn we zichtbaar.
En voelbaar? Alleen ons verlangen.
Wij moeten omhelzen. Maar weten niet wie.
Tenzij misschien steeds opnieuw onszelf
met andermans armen.
We vragen ons af. Tot we amper overblijven:
een ongehoorde zucht, een halsreikend lied
Dat zich zwijgend verder zingt, mond op mond
op mond –
Wij zijn zin, het ene lichaam amper uit,
het andere meteen weer in.
Een stadsgedicht geschreven voor de prostitutiebuurt, ook leesbaar buiten de hele context van prostitutie, over verlangen, lust en schaamte.
Een gedicht voor Panamarenko, ex-bewoner van Antwerpen-Noord, geschreven voor een modelbouwpakket die nooit werd gerealiseerd. Een mogelijk gedicht als het ware.
Sprakeloos lied
sla me niet om als een blad uit een boek
maar vouw mijn verhaal om je adem en zing
zing zonder woorden, zing zonder refrein
zing om dit leven een sprakeloos lied
leg me ten dans in de hand van de wind
dun als een blad uit een boek zonder eind
strofe na strofe verzonnen uit licht
licht als een lied, meer wil ik niet zijn
Stijn Vranken schreef een stadsgedicht voor het nieuwe urnenbos op de begraafplaats Ruggeveld in Deurne. Hij maakte een sculptuur waarin het gedicht is geïntegreerd en dat een gevouwen blad papier uitbeeldt. Symbolisch voor hoe mensen bladzijden zijn van een groter, eeuwigdurend verhaal.
Niet alle licht hangt aan elkaar (meer dan wat wij zien is waar)
De toekomst heeft geen vorm
en precies zo kunnen wij haar zien: een goddelijk gebrek
dat zich krult om elke vinger die we naar haar uitsteken.
De rand van de dingen is slechts een dunne gedachte,
elke seconde opnieuw is het ochtend, kan een stad
ontwaken. Meer dan tussen muren wonen wij
in telkens nieuw licht
dat ons toont hoe overvloedig wij nog niet zijn,
ons welkom heet, steeds verder buiten ons eigen vel.
Het slotgedicht van Stijn Vranken werd voor een speciale kaart ontworpen door Catapult. Afhankelijk van het licht zijn verschillende delen van de tekst zichtbaar. Een gedicht als uitnodiging om naar buiten te kijken, dwars door al het zichtbare heen, tot helemaal voorbij het licht. Want daar ergens verschuilt zich de toekomst. Een ode aan de nieuwsgierigheid.