Stadsdichters
Het Motorarium
Vooruitzicht (viewmaster)
Het huis in mij
Gehavend
Wij zijn mogelijk
Reveil
Vers geplakt
Monument voor de Vrouw
Toren van Babel
Onze Oude Lieve Vrouw
Mirage
Het Kleinste Museum Ter Wereld Met Weliswaar De Langste Naam
Stadsgedicht voor het Antwerps trouwboekje
De beweging van macht
Stormkop
Radio Babel
You’ll never GUESS WHO
Lezer
Witruimte
Gedichten
Maud Vanhauwaert was twee jaar lang de stadsdichter van Antwerpen, en volgde daarmee Maarten Inghels op. De stad koos voor Maud Vanhauwaert vanwege haar sterke poëtische zeggingskracht en haar frisse benadering van poëzie. Vanhauwaert verkende strategieën om poëzie los te weken van het papier: ze liet een Toren van Babel de meertaligheid van Antwerpen weerklinken, bevroeg gender en identiteit in een poëziespel, blies het woord macht op en liet het terug afgaan, liet de kathedraal twintig jaar na Lanoye spreken en verzamelde al haar interventies, woorden en strapatsen in een kleurrijk boek ‘Het stad in mij’ (DasMag). Jelle Jespers gaf consequent en strak vorm alle poëzie-integraties en installaties, en ook aan het afsluitende boek.
Stadsdichter 2018-2019
Witruimte
zullen we open witte vlaktes
want het lijkt alsof met de poolkappen
ook de witruimte in onze bedrukte
hoofden verloren gaat
zullen we de stralen van de A
niet verzuren tot de schreeuwerige
spetters van Leon Van der Neffe
dat dit niet de stad van ’t schelden wordt
in al de talen waarin wij hier wonen
ontplooien open witte vlaktes
want het is in onze sprakeloosheid
dat wij elkaar het best verstaan
Op donderdag 25 januari 2018, Gedichtendag, droeg Maarten Inghels het stadsdichterschap van Antwerpen over aan Maud Vanhauwaert in het Paleis op de Meir.
Vanhauwaert stelde haar eerste 'stadsgedicht' voor met een actie. Ze liet een twintigtal mensen, van kop tot teen in wit gehuld, een optocht houden op de Meir met witte borden zonder opschrift. Deze actie symboliseert voor de stadsdichter de 'witruimte' die ze aan de stad en haar bewoners wil schenken.
Maud Vanhauwaert: "Mijn eerste stadsgedicht bestaat niet zozeer uit woorden, zoals misschien te verwachten valt, maar uit witruimte. De woorden staan er slechts om de leegte te kaderen. U kan kiezen hoe u het begrip 'witruimte' invult. Voor mij gaat het over de oningevulde dagen in een agenda, over al wat niet in een hokje te plaatsen valt, over de optelsom van alle kleuren, over de ruimte voor verbeelding, daar waar de twijfel danst. Ik heb het over de momenten waarop we met verstomming zijn geslagen, over al dat waar geen woord voor bestaat, over een nieuw gebed: 'zwijg tot mij en ik zal gezond worden.'
Ik heb het gevoel dat er op dit moment eigenlijk al woorden genoeg zijn, zeker in Antwerpen. Dat er veel, heel veel wordt gezegd. Ik kan er niet aan doen: als ik de streepjes rond de A van Antwerpen zie, dan denk ik niet alleen aan stralen, maar ook aan de speekselspetters van Leon Van der Neffe, u weet wel, de schreeuwerige racistische buurman van Marcel Kiekeboe. Het klinkt misschien paradoxaal, maar als liefhebber van het woord ben ik bang voor de groeiende en alles overheersende macht van het woord. Soms ben ik bang dat dit de stad van 't schelden wordt.
Natuurlijk, het idee om witruimte centraal te stellen is niet nieuw. 66 jaar geleden componeerde John Cage zijn werk bestaande uit 4 minuten en 33 seconden stilte. Hij zei: 'I have nothing to say / and I am saying it / and that is poetry / as I needed it'. Ook andere kunstenaars speelden met hetzelfde idee. Kan je witruimte eigenlijk plagiëren? Kan iemand ooit zeggen: zeg, maar, ik heb ook al eens niets gezegd?
Even dacht ik: ik moet er gebroken witruimte van maken, of er toch ergens een puntje op zetten, en me zo de leegte eigen maken. Maar nee, laat ik mij maar inschrijven in de geschiedenis, laat mijn witruimte maar naadloos overgaan in de witruimte van alle dichters en van Cage, en laat ik zijn uitspraak maar als motto nemen voor mijn stadsdichterschap. Ik heb niets te zeggen, en ik zeg het. Alsook: waarover we niet spreken kunnen, laten we het daar eens over hebben.”
Bekijk hier de voorstelling van ‘Witruimte’:
Lezer,
letters zijn niets meer
dan wat muizenstrontjes
sporen van een schrijver
die allang vertrokken is
maar zodra je begint klitten
ze samen tot lettergrepen
jongleren ze met de kegels
maken torens met de staafjes
in je ogen lezer
er hangt een doodse stilte
tussen de kaften sla ze open
geef je stem aan de woorden
die je zwart op wit zeggen
niets in deze wereld is zwart-wit
Zaterdag 24 februari werd de vernieuwde bibliotheek Driehoek van Ekeren officieel ingehuldigd, waarin het tweede stadsgedicht van Maud Vanhauwaert een plek kreeg.
Samen met Kurt Demey ontwierp Vanhauwaert de installatie ‘Lezer,’. Op onverwachte momenten fluistert Maud Vanhauwaert haar stadsgedicht in de oren van de bibbezoekers via een audiovisuele installatie. Na Ekeren reisde de installatie naar bibliotheek Park (Merksem) en bibliotheek Vrede in Borgerhout.
Vanhauwaert: “Het concept is eenvoudig. Ik zit in mijn kleine paalwoning/uitzendtoren en daar ontvang ik gasten die mij een gedicht komen voorlezen in hun moedertaal. Het gedicht is de aanleiding voor een gesprek. De eerste uitzendingen hield ik in april op het BLOK-BLOC festival op Linkeroever en Luchtbal. Het was wonderlijk hoe ik het met mijn gasten soms al over de grote levensvragen had, nog voor ik hun naam kende. Wonderlijk ook hoe iemand, zodra die een gedicht begint voor te lezen in zijn of haar moedertaal, openbloeit.”
Samen met het Antwerps artiestencollectief Rooftoptiger maakte Maud Vanhauwaert een uitzendtorentje, Radio Babel, waarmee ze allerlei de veelheid aan talen liet weerklinken. Radio Babel reisde twee jaar rond in Antwerpen. In 2019 resulteerde Radio Babel in een echte Toren van Babel.
You’ll never GUESS WHO
soms ben ik een man soms ben ik een vrouw
soms ben ik een man die danst als een vrouw
soms ben ik een vrouw die danst in een trant
dat de man denkt zo danst alleen een man
die danst als een vrouw soms ben ik een vran
soms ben ik een mouw
Gebaseerd op het bekende gezelschapsspel ‘Wie is het?’ creëerde stadsdichter Maud bij haar stadsgedicht een installatie die ons hokjesdenken en -kijken in vraag stelt. Hoe kijken we naar de ander? Welke vragen gebruiken we om de ander te benaderen? Durven we verder kijken dan het plaatje? Met de steun van het Antwerp Queer Arts Festival zocht Vanhauwaert naar mensen die op een of andere manier moeilijk in een hokje te plaatsen zijn. Fotografe Jill Bertels fotografeerde 20 mensen die “niet zus of zo zijn. Maar zus èn zo, zwart èn wit, vis èn vlees, ’t een èn ’t ander, kant èn wal, man èn vrouw, pijp èn mouw.” ‘You’ll never GUESS WHO’ is een fascinerend onmogelijk spel over genderidenditeit. Het gedicht is geïnspireerd op een versregel van Moya De Feyter. Er werd van het spel ook een mooie publicatie gemaakt met alle foto’s en teksten, in een ontwerp van Jelle Jespers. De installatie werd in een ontwerp van Jelle Jespers en Kopspel voor het eerst gepresenteerd in het MAS en ging daarna op tournee.
Stormkop
als je ra is lamgeschoten
kan ik je op het droge trekken
je gebroken ribben tellen
zien waar je schipbreuk leed
wij zijn altijd wel ergens
gehavend, maar soms is het
gewoon wachten, stormkop
tot de wind je vangt
vanop de kade zal ik zo hard
zwaaien dat de wind
helemaal tureluurs, je meeneemt
op een nieuw avontuur
ik neem het er wel bij
de averij van een moederhart
alleen op een afstand lijkt het
alsof je weer helemaal in mij past
Stadsdichter Maud Vanhauwaert schreef op vraag van het MAS een stadsgedicht voor de site van de Droogdokken, een ruw en roestig gebied dat havengeschiedenis ademt. Een versregel uit het nieuwe stadsgedicht werd in bewegende letters aangebracht op het hoofdgebouw van de site.
Maud Vanhauwaert: “Ik wilde een gedicht maken waarin ik verschillende aspecten van de site kon laten samenvloeien. De droogdokken waren een plek waar boten hersteld werden. Het is dus eigenlijk een beetje een ziekenboeg, een tijdelijke rustplaats, voor boten die daarna weer de wilde zee op gaan. Op de site is sinds kort ook STORMKOP gevestigd, een prachtige kunsteducatieve werking voor kinderen.
In het gedicht spreekt een moeder haar kind aan. Ze vertelt het kind dat zij het altijd zal willen opvangen. Je zou kunnen zeggen dat zij een droogdok aanbiedt waar het kind altijd weer op krachten kan komen, vooraleer het weer het ruime sop kiest. Het gedicht spreekt ook over de moeite die het een moeder soms kost om haar kind los te laten. Ik heb het woord ‘stormkop’ verwerkt in het gedicht. Een prachtig woord, dat vele interpretaties kan dragen.
Ik wilde een eenvoudig gedicht schrijven dat ook kinderen zouden kunnen begrijpen. Er zit maar een moeilijke regel in, die de meeste volwassenen wellicht ook niet zullen verstaan, namelijk: 'als je ra is lamgeschoten'. De uitdrukking komt uit het zeevaartwezen. Een ra is een stuk hout dat aan een mast is bevestigd, en waaraan de zeilen hangen. Als je ra is lamgeschoten, ben je machteloos. Er zit vaak zo'n beeldende kracht in oude, vergeten gezegden en spreekwoorden!
Het gedicht is opgebouwd rond een versregel waar ik op een ochtend mee wakker werd: soms is het gewoon wachten, stormkop, tot de wind je vangt. Ik vind het een zin die veel wijsheid en troost uitstraalt. Ik wilde graag met letters werken die zouden meebewegen met de wind. Letters dus waar de wind vrij spel in heeft. Het eindresultaat is echt een huzarenstukje. Het kon alleen gerealiseerd worden dankzij de zotte creativiteit en het hoge professionalisme van vormgever Jelle Jespers en bouwer Sam Van Brempt en het enthousiasme en vertrouwen van het MAS, de opdrachtgever. Ik hoop dat deze versregel jarenlang op de boeg van het indrukwekkende gebouw op de site mag blijven staan. En dat de regel een uitnodiging mag zijn voor iedereen, om hier te komen uitwaaien.”
Stadsdichter Maud Vanhauwaert weekte graag de poëzie van het papier en ging op zoek naar nieuwe vormen. Naar aanleiding van de lokale verkiezingen reflecteerde ze met een poëtische ingreep op ‘macht’. Twee weken lang blies een reuzegrote inktblauwe inflatable van het vijfletterwoord MACHT zich cyclisch op en af op het Hendrik Conscienceplein.
Vanhauwaert: “De titel van mijn nieuwe stadsgedicht is ‘De Beweging van MACHT'. Het opblazen en aflaten van het woord MACHT is een grote metafoor en is op verschillende manieren te interpreteren. Misschien denken sommigen aan het tijdelijke karakter van de macht, aan inflaties, of aan gebakken lucht… Ik presenteer de installatie bewust in de verkiezingsperiode, maar de poëzie kan ook los van de politiek kan worden begrepen. Zelf vind ik het verleidelijk om, op deze locatie, de installatie in verband te brengen met de macht en tegelijkertijd de onmacht van het woord. En zo kom ik weer uit bij het motto van mijn stadsdichterschap: ‘het is in onze sprakeloosheid dat wij elkaar het best verstaan’. Ik heb het woord zo’n proporties laten aannemen dat, als je voor dat gespierde woord MACHT staat, je ook echt de macht van dat woord voelt. Inhoud en vorm, waartussen de poëzie zo graag de rol van koppelaarster speelt, vallen hier helemaal samen. Los van mijn eigen associaties wil ik de interpretaties van dit gedicht zoveel mogelijk open laten en er eigenlijk niet meer woorden aan wijden dan dat ene ademende woord. Ik hoop dat ‘De Beweging van MACHT’ de gedachten van de toeschouwers in beweging zet!”
Bekijk hier het presentatiefilmpje van het stadsgedicht ‘De beweging van MACHT’:
Recent werd de bijna tweehonderd jaar oude belvedère in Park Sorghvliedt in Hoboken gerestaureerd. Het markante bouwwerk kreeg een grondige opknapbeurt en schittert als voorheen. In de negentiende eeuw deed de belvedère dienst als ‘folly’ (een voornamelijk decoratief gebouw) in de landschapstuin van waaruit je van een mooi uitzicht kan genieten. Het was, net zoals bijvoorbeeld namaakgrotten en -ruïnes, een decoratief, romantisch element en werd mogelijk gebruikt als theepaviljoentje.
De stad Antwerpen nodigde stadsdichter Maud Vanhauwaert uit om haar intrek te nemen in de Belvedère tot het einde van haar stadsdichterschap, januari 2020. Vanhauwaert: “Toen ik het paviljoentje voor de eerste keer bezocht was ik meteen op slag verliefd. Wat een juweeltje! Van zo’n schitterende plek wil ik niet alleen genieten. Daarom besliste ik om er een ruimte van te maken die ook publiek toegankelijk kan zijn. Ik doop de Belvedère om tot ‘Het Kleinste Museum Ter Wereld Met Weliswaar De Langste Naam’. Ik neem mijn intrek in het rechtervleugeltje van het museumpje en de sleutel van het linkervleugeltje geef ik elke paar maand aan een andere kunstenaar. Het idee is dat ik in een artistieke dialoog ga met die kunstenaar en dat we samen naar een mini-vernissage toewerken.”
‘Het Kleinste Museum Ter Wereld Met Weliswaar De Langste Naam’
Belvedère Park Sorghvliedt, Krijgsbaan, Hoboken
wij. hier. nu. ja
en ach, misschien zullen er ooit bergen rijzen
valleien splijten tussen ons in, zullen wij
met rookpluimen moeten seinen: weet je nog
daar. toen. wij. toch
maar zolang we niet vergeten dat er een moment
was in ons leven waarop we dachten
dit en voor eeuwig, dit heden is een eden
vinden wij ons wel weer in elkaar
en zal ik denken aan wat je ooit onbewaakt
tegen mij zei, je had het in oude psalmen gelezen
aan u gebonden ben ik vrij
Maud Vanhauwaert: "Net als de vorige stadsdichters kreeg ik de vraag om een gedicht te schrijven voor op het foedraal van de trouwboekjes van Antwerpen. Vrijheid, geen begrip dat je zo vrij kan interpreteren. Er is de bandeloze vrijheid, maar ook de vrijheid die pas ontstaat bij verbondenheid. Die laatste is de insteek van het stadsgedicht dat sinds januari 2019 op de trouwboekjes van Antwerpen prijkt.”
Mirage
Ik struinde met haar door de winkelstraat
zag ons schimmig in een ruit weerspiegeld
met de haartjes op mijn armen veerden
duizenden soldaten recht, in welke bochten
wrong de geschiedenis zich niet, uit hoeveel
gesmoorde stemmen is onze stilte opgetrokken
hoe diep donker geronnen onder ons de bloedrivier
en bleek de mikado van botten
opdat ik hier samen met haar, opdat zij niet
van mij losgescheurd en op een trein gezet
opdat wij arm in arm in een winkelstraat domweg
een plantje kunnen kopen voor ons nieuwe huis
wij, schemerig in de etalage, zijn de mirage
waar ooit mensen zelfs niet van durfden dromen
straks vegeteren de laatste veteranen, op wikipedia
is de oorlog netjes in hoofdstukken geklasseerd
wij vergeten hoe wankel onze wandel is, zelfs
brede straten blijken toch nog slappe koorden
ik speld een ster op haar borst, wat zeg ik, sterren
planeten, konden we de vrijheid maar gevangen nemen
Maud Vanhauwaert: "Dit gedicht schreef ik in opdracht van de stad naar aanleiding van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog, 75 jaar na de bevrijding van Antwerpen. De enige manier om zo’n groot thema als de Wereldoorlog aan te snijden, was om een heel persoonlijke insteek te nemen…" Het werd gepresenteerd in één van de bunkers van het stadspark.
Onze Oude Lieve Vrouw
Al eeuwen waak ik over alle daken
priem ik prompt het zwerk in, voel ik de richting
van de wind, stel ik een vraag die niemand kent
Verheven in mijn kantwerk van steen
onderging ik het allemaal, de vlammen
beeldenstormers, ze likten mij uit, roofden mij leeg
Ik ben een vrouw van vele ribben en beuken
maar bleef staande, een kranige bejaarde
met een beiaard die al eeuwen luidt
Nu zie ik iedereen aan mij voorbijgaan
slechts een enkeling bezoekt mij nog
praat met zachte stemmen in het duister
Ik voel mij kromtrekken op gekartelde sepia
ansichtkaarten, je kan jezelf kijkend naar mij
de geschiedenis inschrijven, maar laat mij niet alleen
Van het verleden zijn. Meer nog
dan onder een Alziend oog ben ik het oog
van de storm van de stad, tijdloos toevluchtsoord
Welaan dan, laat de stilte in u galmen
een koor uit u kiemen, eer uw ouden van dagen
en zij zullen voor u pralen, in onverlichte nissen
Liggen mijn geheimen verscholen
in meesterlijke drieluiken ga ik voor u open
laat mij u midscheeps met verstomming slaan
Schrijf deze oude lieve vrouw niet af
al hang ik aan katheters, aarzel niet
vooral nu ik haper
nader.
Het volledige gedicht was leesbaar op de werfpanelen op de Handschoenmarkt. Vormgever Jelle Jespers, plaatste de laatste strofe op de werfdoeken, in haperende letters. De kathedraal daagt je uit om niet te snel aan haar voorbij te gaan, maar om even bij haar stil te staan.
Maud Vanhauwaert: “De mens bouwde een toren om tot god te reiken. God strafte de hoogmoed van de mens en installeerde de spraakverwarring. Iedereen begon een andere taal te spreken, niemand die elkaar nog verstond, en de toren raakte nooit afgewerkt. Wat als we dat originele verhaal omkeren? Als we de meertaligheid niet als een straf zien, maar als de motor voor een gemeenschappelijk bouwproces? Want misschien is het in onze sprakeloosheid dat wij elkaar het best verstaan. Ik droomde al jaren van een toren van Babel, en toevallig koesterde het kunstenaarscollectief Rooftoptiger dezelfde droom. Het project voltrok zich in twee fases. Eerst was er Radio Babel, en vervolgens bouwden we de monumentale Toren van Babel.”
In de zomer van 2019 begon Rooftoptiger samen met Maud Vanhauwaert aan de bouw van de grote Toren van Babel, opgetrokken uit bamboe en hout. De toren kreeg een plek op ‘den Dam’, een bijzonder diverse wijk in het noorden van de stad. Een wijk ook in volle ontwikkeling, nog niet volledig gegentrificeerd. De Toren van Babel werd een groot participatief project waaraan tientallen partnerorganisaties en honderden vrijwilligers deelnamen. Op oudejaarsavond 2019 vierden we vierentwintig uur lang nieuwjaar, volgens de verschillende tijdzones. We begonnen in de Samoa-eilanden, en eindigden in Hawaï.
Dit is de audiotour die hoort bij de Toren van Babel die werd gemaakt door Maud in samenwerking met Margot Timmermans en Alec De Bruyn: https://soundcloud.com/maud-vanhauwaert/audio-tower-tour
De toren vormde de basis voor een nieuw stadsgedicht. Het gedicht maakte een reis door acht talen, met elke keer een terugvlucht naar het Nederlands, volgens het principe van de ‘Chinese Whispers’ of de fluisterpoëzie. Concreet: het Nederlandse gedicht werd vertaald naar het Engels. Die Engelse vertaling werd terug vertaald naar het Nederlands. Die Nederlandse versie vormde de basis voor de Jiddische vertaling, enzovoort. Uiteindelijk ontstond zo een vlaggenlijn van zeventien versies. Bezoekers konden zelf hun vlaggetjes komen zeefdrukken, en zo elke week hun vlaggenlijn aanvullen.
Monument voor de Vrouw
Maak haar van takken waar
elke lente nieuwe knoppen aan
komen maak haar van het ruisen
van bedreigde bomen
Maak haar van water van druppels
dauw van de ochtend die erin parelt
maak haar van licht van schaduw
die makkelijk langs de muren klimt
van vergeelde geschiedenisboeken
waarin zij ver te zoeken is knoop haar
uit rafels van keukenhanddoeken
klop haar op uit zakken vol dons
maar maak haar niet van brons
en als je haar daar toch uit giet
laat haar dan niet afkoelen
houd haar heet en stromend
maak haar niet van steen
en als je haar daar toch uit kapt
houw haar dan zo dat ze
Er makkelijk uit kan breken
laat het monument het moment
om zich voortdurend te ontplooien
om wanneer ze maar wil
aan haar maker te ontkomen
Het is opvallend hoe bijna alle standbeelden in een stad als Antwerpen opgericht zijn ter ere van mannen. Ook de straatnamen verwijzen bijna allemaal naar mannen, veelal negentiende-eeuwse zogenaamde helden. Maud Vanhauwaert: "Vanuit de Kunsthal Extra City en het Middelheimmuseum kreeg ik de vraag om na te denken over hoe het monument voor de vrouw er zou moeten uitzien."
ik heb ze nodig, de dichters
de levende en de dode
om hun verzen te knopen aan elkaar
tot een prikkeldraad waar de dood
niet overheen kan
je kan er niet mee naar de oorlog
bovenal leven zij in hun verwaaide
hoofden, struikelen al over een komma
dwalend onder het blauwe licht van
verlegen lantaarns
en toch, ik heb ze nodig, nu meer
dan ooit de dichters de levende
de dode, hun verzen op spanning
hun gewogen woorden
nu mijn taal zich terugtrekt
het eb is in mijn lichaam
en de leegte zo groot, maar zo
onaanzienlijk groot, maar zo
onaanzienlijk,
maar zo.
Uit de brief van Maud Vanhauwaert aan alle Antwerpse dichters:
Aan alle dichters van Antwerpen
Of u nu een dichter bent die schrijft voor het plezier Of een dichter die schrijft voor het geld
Een dichter die schrijft voor het plezier èn het geld uit noodzaak of voor de aangename kwelling
Aldus, dichters van Antwerpen, zullen wij ons eens verenigen?
Ik nodig u graag uit op 1 november, Allerheiligen, in het Schoonselhof, de grootste begraafplaats van Antwerpen, waar zoveel dichters begraven liggen, bekende en minder bekende, waaronder Paul van Ostaijen, Herman de Coninck en Alice Nahon.
Met zoveel mogelijke levende dichters wil ik de dode dichters eren. Ik kan mij geen betere plek en moment voorstellen; blinkt de poëzie niet het meest als in het aanschijn van de dood?
...
Ik vraag u dus, dichters altegader en aller talen, of u op 1 november tussen 16u-19u aanwezig kunt zijn op het Schoonselhof. Ik lach nu al in mijn vuistje bij de gedachte dat ik zal kunnen zeggen: vandaag viert de poëzie bot!
Maud, uw stadsdichter van dienst
Samen met Kurt Demey maakte Maud Vanhauwaert een bundel woordeloze gedichten, onder de titel ‘Wij zijn mogelijk’.
Bekijk hier één van de woordeloze gedichten, met als titel ‘IJzer’:
Bekijk hier de teaser voor ‘Wij zijn mogelijk’:
Lente was het als zij droomde
Haar eeuwige spil ontwelle
De avond heeft ons zijn gezag ontplooid
Oneindigheid is iets tussen ons
Ik voel steeds de wijs van het schommelend liedje
En groot gestompel van letters
Van het woord de waarde, niet de weelde
En ik ben gans ontroerd en kan niet spreken
Waar in het heden sterft het verleden
Kan ons lied geen hooglied wezen
Samen met cameraman Walter Schrooten ontwikkelde Maud Vanhauwaert het format ’Vers Geplakt’, in opdracht van het Antwerpse tv-programma ATV en het Letterenhuis.
Het Letterenhuis heeft vele schatkelders die samen een bijzonder rijk literair archief vormen. In elke aflevering dook Maud Vanhauwaert in dat archief en diepte telkens een gedicht op van een dode dichter die ooit in Antwerpen leefde en werkte. Vervolgens liep Maud in het spoor van de dichter en bracht het gedicht terug naar de stad, naar een plek waar het thuishoorde of een link mee had. Maud droeg het gedicht mee op sandwichborden. Zo kon ze het gedicht voorstellen aan passanten die samen met mij het gedicht lazen en interpreteerden.
Op een welgekozen plek liet Vanhauwaert dan telkens, via een affiche, één vers achter. Op het einde van de reeks presenteerde ze een nieuw stadsgedicht, bestaande uit de combinatie van de tien losse versregels. Een ultieme ode aan mijn grote voorgangers.
Bekijk hier alle filmpjes.
Lente was het als zij droomde
Haar eeuwige spil ontwelle
De avond heeft ons zijn gezag ontplooid
Oneindigheid is iets tussen ons
Ik voel steeds de wijs van het schommelend liedje
En groot gestompel van letters
Van het woord de waarde, niet de weelde
En ik ben gans ontroerd en kan niet spreken
Waar in het heden sterft het verleden
Kan ons lied geen hooglied wezen
Aan het einde van 2019 bracht stadsdichter Maud Vanhauwaert uitzichten van Antwerpenaren en bijgaande verzen samen in een viewmaster. Vanhauwaert bracht samen met fotografe Sofie Gheysens 7 uitzichten van Antwerpenaren en bijgaande verzen samen in een viewmaster. Ze gingen op bezoek bij mensen met een fenomenaal uitzicht vanop Linkeroever, maar ook bij mensen die naar de overkant van een straat kijken, of in de gevangenis door traliewerk turen. Ze fotografeerden niet alleen hun uitzicht, maar vroegen ook naar hun vooruitzichten.
Het viewmastergedicht werd in een exclusieve oplage van 50 exemplaren gemaakt, genummerd en gesigneerd.
Lente was het als zij droomde
Haar eeuwige spil ontwelle
De avond heeft ons zijn gezag ontplooid
Oneindigheid is iets tussen ons
Ik voel steeds de wijs van het schommelend liedje
En groot gestompel van letters
Van het woord de waarde, niet de weelde
En ik ben gans ontroerd en kan niet spreken
Waar in het heden sterft het verleden
Kan ons lied geen hooglied wezen
Maud Vanhauwaert: “Samen met beeldend kunstenaar Bram Rombouts en muzikant Wannes Deneer organiseerde ik het Motorarium, een uitvaartplechtigheid voor fossiele brandstoffen. Mèt, zoals dat hoort bij een uitvaartdienst, een koffietafel met fletse sandwiches. We luisterden naar de doodsreutel van een naakt motorblok en gingen dan met specialist Roel Vaneerdeweg in gesprek over de emissie-problematiek.”
Stadsdichter Maud Vanhauwaert stelde op het festival Wintervuur een containergedicht voor. Het gedicht bestaat uit één zin die op verschillende manieren te lezen en te interpreteren valt: Zie jou (ver (van (huis (gehavend) je) weg) trekken) in mij. De verschillende delen van de zin staan op verschuifbare wanden van twee gehavende containers, die samen een modulaire theatrale ruimte vormen. De containers vormen zo een soort klassiek theater, met een voor-midden- en achtertoneel, en dat in een allerminst klassieke setting.
Het containergedicht is gemaakt in opdracht van district Deurne, waar het, na Wintervuur, een permanente plek kreeg. Deze productie kwam tot stand in samenwerking met district Deurne, Wintervuur, Kopspel en Antwerpen Boekenstad, Met dank aan Martin Baarda van Kopspel en zijn team voor de uitwerking van het concept.
‘Het huis in mij’ is het resultaat van een opdracht naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de Ideale Woning, de oudste huisvestingsmaatschappij van Antwerpen, gesitueerd in wijk Groenenhoek. Maud Vanhauwaert stuurde vrijwillige reporters op pad, die aan wijkbewoners vroegen: kan je de route beschrijven in je ouderlijke huis van de voordeur tot aan de warmste plek van dat huis. De verhalen kwamen samen in een boekje, en de verzamelde routes staan, met op de achterkant het nieuwste stadsgedicht, op een door Jelle Jespers prachtig ontworpen handdoek. Elke nieuwe sociale huurder krijgt een pakketje. aan De Ideale Woning, Filip Lagiewka, Ilse Cockxs en Annelies Santens van Vorming Plus, Jelle Jespers en bovenal aan de vrijwillige reporters en geïnterviewden die hun verhaal wilden delen.