Gedichten

Iedere stadsdichter vult zijn ambt heel persoonlijk in, zo ook Peter Holvoet-Hanssen: van intieme en complexe gedichten tot klinkende gedichten die je kan (mee-)zingen. Met een ongebreidelde energie trok hij de stad en de districten in, op zoek naar de stem van de stadsbewoners, naar zielsverwanten en reisgezellen, om samen met hem te dichten. Het resultaat liegt er niet om: Peter Holvoet-Hanssen schonk maar liefst zeventien stadsgedichten en vier gedichten van ’t Stad, die volledig bestaan uit bijdragen van stadsbewoners, aan zijn stad. Vaste stadsgedichtenontwerper was Jelle Jespers - samen braken ze ook qua vorm het concept 'stadsgedicht' open.

Alle gedichten werden verzameld in het boek 'Antwerpen/Oostende' (Uitgeverij Prometheus) dat naast alle stadsgedichten en gedichten van 't Stad ook zeegedichten bevat, een extra stadsessay,  schuimend zeeproza, de dvd van 'De Veer van César' en met de zeefoto's en -tekeningen van Jo Clauwaert. De eerste druk was een luxe editie in een oplage van 500 exemplaren die werd voorgesteld op Gedichtendag 2012. Op 21 maart 2012 (Internationale Poëziedag) verscheen de tweede druk van 'Antwerpen/Oostende': in paperback en met zwart-wit afbeeldingen.

Stadsdichter 2010-2011

Peter Holvoet
-Hanssen 

Vrijbrief

Zing ‘mijn stad, open u’ – vier torens in de wind die krimpt
wees welkom en Salaam Alaykum – ook wie thuisloos is
gehavend of in de goot: trapt ’t af, pakt auwen boel
of: schat, ne koffe? Hier, een warme zjat 

Zo dacht ik te beginnen maar de meeuwen streken neer
als boekaniers, o schoon verdiep – het volk beneden u
bij onze woordenkraam, de kathedraal een baken; zie
daar rijst voor ogen poëzie, de spandoek van ons Fien

Zo dacht ik te beginnen maar de geur van gaarkeukens
kroop met de Scheldelucht in mijn gedicht, een stem die sprak

Zijn kop was als een boot: ‘Langs alle kanten voelt ge wind
die waait door ’t hart van ’t Stad, van Jef en zijn Marie tot Mo.
’t Is toch zo simpel, luister goed: hier komt de stad dichter.’

Wie je niet ziet op straat,
ben ik, die naast je gaat.

De schipper zonder boot,
de zeiler zonder wind.

De schilder zonder verf,
de schrijver zonder woorden.

Hij denkt er het zijne van,
de zwerver die niet slapen kan.

Geef daarom ook jouw woord aan onze stad en teken hier

Peter Holvoet-Hanssen m.m.v. Marc Purnaels, troubadour van Ekeren
met dank aan Volksmuseum Turninum te Deurne

Het eerste stadsgedicht van Peter Holvoet-Hanssen werd gelanceerd op Gedichtendag 2010. Naar aanleiding van zijn aanstelling vroeg Peter Holvoet-Hanssen een 'Vrijbrief' aan de stad, waardoor hij alle vrijheid kreeg om woorden te kapen en terug te brengen naar de stad.
Het gedicht werd vormgegeven op een banier door Jelle Jespers.

Vrijbrief

Torenlied

(intro - alle torens)
Een vierde toren wordt geboren
 in het stof van wel en niet
 memorietoren heb je oren
 zie dat reuzegom verschiet

laat de kleur van de klokken klinken
laat de zon op kasseien blinken
laat de geur van de Schelde strelen
de wind in de stegen spelen

(4x) ding dong ding ting ling ling kling klang

onze stad ziet de bomen verdrinken
wil haar wortels van steen niet verminken
maar vandaag klinkt uit vele kelen
gaan samen de koeken delen

(4x) ding dong ding ting ling ling kling klang

schiet een doel soms een dok te ver
sta dan stil bij een klare ster
kinderkopjes wil rollebollen
de tijd blijft maar verder hollen

(3x - crescendo)
ding dong ding tingelingelingeling klingklang lang
 dingedongding tingelangelangeling klangeling ling
 klang ling ling klangelingelangelang klankling ling
 tangelingting klingetingelingeling klingelang lang
 langelingling langelangelangeling langeling

lingelang

Peter Holvoet-Hanssen m.m.v Noëlla Elpers
Melodie: Oscar en Tobias Spierenburg

Dit stadsgedicht in liedvorm werd gemaakt naar aanleiding van de komst van een nieuwe toren, de MAS-toren. Op 16 mei 2010 voerden tientallen koren, orkesten en beiaarden tegelijkertijd het lied uit op verschillende plaatsen in Antwerpen en zijn districten. Onder hen, Jos 'Smos' Hermans, de Zingende Stadsgids die op beeldende wijze het Torenlied zong in een eigen Antwerpse versie. Wilfried Bossier maakte een 'docuphonische' weergave (met manifest) van het Torenlied. De elpee is te verkrijgen in het Letterenhuis.

Torenlied  

Ontgoocheling 2

Keizer, laatste kaartspeler is dood.
Inslag. Uw sigaar ligt in de goot.

Zo, dichter, melk de fles – ja, handig, vol herkenbaarheid.
Wat een metier! Applaus! Een zebra: een pyjamapaard.
Een dichtbundel: een olifantje, klein en afgericht.
Waarom begin je geen frituur in Budapest – en bak
gedichten als goulashkroketten of zigeunersticks.
Maar Kareltje toch. Vrijbrief kwijt? Mijnheer Albert dicteert
zijn poëzie op tijd: een tram rijdt door mijn linkeroor 


Een brug? O, tunnels? ‘t Is een snelweg die de stad verstikt.
En alles wordt zo netjes, dwaallicht zonder pannendak.
Dok van het groot verdriet. Pijn kent geen rust − loop jij maar leeg
mijn jongen, loop. Naar zee: een berg zwaar water. Naar de sloop.
Oom Willem heeft de blues, gedichtenroes wordt soep in blik.
Een handkar komt thuis. Zie die zeeman zonder Zeemanshuis.

Peter Holvoet-Hanssen

Het derde stadsgedicht van Peter Holvoet-Hanssen werd geschreven in mei 2010, geïnspireerd door 'Een ontgoocheling' van Willem Elsschot. Dit gedicht werd voorgelezen op 7 juni 2010 in de Marmeren Zaal van de Antwerpse Zoo n.a.v. de uitreiking van de Gouden Veer door het Willem Elsschot Genootschap. Jelle Jespers creëerde voor dit Stadsgedicht een presentatie in sigarenkisthout uitgesneden letters, een knipoog naar sigarenfabrikant De Keizer uit 'Een ontgoocheling'.

Ontgoocheling 2

Salette

Mijn vorstelyck cauwke,
ontsnapt uit een schouw, ach je bed werd een buffet
het paleis een kooi van bladgoud en kristal – kijk die kakstoel
zat je daar maar in het zonnetje in je kattenjaponnetje
een gele eend parkeert haar rode auto bij de hoge esdoorn
dan landde ik als een lieveheersbeestje op je borst, zochten we
de goudvissen op het dak en zag je in mijn ogen een oude
landbouwer, hij legt een deken over een zieke koe
en vijf chocoladekevers in je mond die de dienstboden opgeilt –

Chevalier chéri,
soms wil ik ’s nachts samen met de dienstbode in spiegels stappen.
Maar dan hoor ik jou ademen in alle zalen alsof je slaapt onder
de houten vloeren en in je bedstee niet jij ligt maar het licht dat
gisteren hier hing tijdens die ene korte wals. Vannacht heb ik de
grootste, fraaiste goudvis van het bassin op het dak naar onze
dienstbode Gilbert genoemd. En die vale schimmelvis noemde ik
naar jou. Ik ving hem in mijn hand en wilde gauw een scheurtje
maken in zijn linkervin, maar toen stond je plots achter mij, ik zei:
‘Je smaakt naar bloemkoolchocola en je bent kleiner dan je denkt,
behalve ’s nachts.’

Gij koude korenblomme,
kibbel maar de paarden terug in de stallingen, zadel mij op met je
geheime gangen, gil, krijs, kom klaar – vertoon weer inktvlekken
dit paleis begint ervan te zingen

Peter Holvoet-Hanssen i.s.m. Ruth Lasters

Peter Holvoet-Hanssen resideerde begin mei enkele dagen in het Paleis op de Meir en schreef daar samen met zijn 'maîtresse in de poëzie', Ruth Lasters, een vierde Stadsgedicht. Op 23 juni werd dit gedicht voorgesteld op het balkon van het Paleis op de Meir voor de winkelende voorbijgangers en in de magnifieke Spiegelzaal voor de belangstellenden. De tekst in cursief werd geschreven door Ruth Lasters.

Salette  

Reuzenlied (met Reuzenwijsje)

Zie ze dor na mor is gaon.
(John 'Djon' Lundström, augustus 1977)



giganten namen hier een bad
het zeegroen boog ten hemel
een zandbank was een berg voor ons
een delta voor de reuzen
hier werden wij geworpen toen
de paarden met ons spraken
wij plantten hutten tot een heem
de handen in de Schelde
en Brabo zong zijn reuzenlied
de tollenaar in trance
de zeilen bolden, torens klommen
de stroom werd afgesloten
het goud van Zuid-Amerika
met Rubens aan de kade
een eiland van bezwete tijd
een broeihaard van culturen
vergoeten bloed gemixt met roet
'wij blijven reuzenmakers'
Napoleon en wij 't kanon
wij bleven watergravers
met honger op de donderkloot
en Pierlala maar schranzen
de Pruisenlaars blonk als de hel
viva, op zwier, niet zwanzen
de poesjenellen zingen scheel
welkom reuze reuzen
en wij hier voor het reuzenmeisje
samen nu dit wijsje

reuzinneke
stap in de boot
dromen zijn uw reisgenoot

reuzinneke
en dans met ons
keer u toch niet om bom bom

schoon spinneke
een kleurenstoet
’t Stad is nu een toverhoed

schoon rozeke
de avond valt
de sterren voor u uitgestald

reuzinneke
en zijt ge moe
doe dan maar de luiken toe (4 x - decrescendo)




petite géante
bateau te berce
foule de rêves sur toi verse

petite géante
danse avec nous
va ne te retourne pas

oh belle épeire
couleurs en route
vois la ville, chapeau magique

oh jolie rose
que tombe la nuit
pour toi ciel d’étoiles amies

petite géante
si tu es lasse
enlace songes, sommeil embrasse

petite geante
si tu es lasse
trace tes rêves et joie embrasse
(4x - decrescendo)

Peter Holvoet-Hanssen (tekst en melodie van het Reuzenwijsje) m.m.v. Walter Mets (arrangement)
Vertaling: Christoph Bruneel
Met bijzondere dank aan Jean-Luc Courcoult en Gwenn Raux van Royal de Luxe, Patrick De Groote en Jeroen Deceuninck van Zomer van Antwerpen en Ludo Peeters, Dorpsdichter van Deurne.

Naar aanleiding van de doortocht van 'de Duiker, zijn hand en de Kleine Reuzin' van het gezelschap Royal de Luxe in Antwerpen, schreef Peter Holvoet-Hanssen zijn vijfde Stadsgedicht. Het Reuzenlied eindigt met een slaapliedje, het Reuzenwijsje. Het is een liedje voor de Kleine Reuzin, een berceuse met een knipoog naar Van Ostaijen en tegelijk een slaapliedje voor alle kinderen van de stad. Tijdens het reuzenweekend (20 tot 22 augustus) was dit Reuzenwijsje 3 dagen lang te lezen op twee 10-meterslange banieren, in een ontwerp van Jelle Jespers, op het gebouw van de voetgangerstunnel (rechteroever). Omdat de reuzen geen Nederlands spreken, werd er ook een banier met de Franse versie gehangen. Die werd na afloop aan het Franse gezelschap Royal de Luxe geschonken.
Op de gedempte Zuiderdokken werd de Kleine Reuzin de avond van 20 augustus 2010 in slaap gezongen met het Reuzenwijsje. Peter Holvoet-Hanssen kreeg daarbij de hulp van Josse van den Bergh, Les Musicaux en van djembéman Walter Mets die het liedje ook 'arrangeerde'. Onverwacht kregen ze ondersteuning van een operazangeres die zich toevallig tussen het publiek bevond.

Reuzenlied (met Reuzenwijsje)

De inwijkeling

Oksel van de Schelde.Stervensklaar ben ik er aangespoeld.
Landbouwers, ze baarden zeebouwers en doopten ze in naam
van de Zwarte God in het schuim van Den Beer. Geen korenaar
die nog wiegt maar in de schaduw van de volle maan een reus.
Luistert naar het polderbos, metaalmoe. Rafelig de eik
maar weerspannig als de melkkar van Patrasche. Ik schuil en hoor:
"Morgen schijnt de zon als gisteren, een ster die schiet in 't goud."

Shana was hier - parkkiosk, wat groen - met Jessy en Yanice
en drie dichters, voor de foto. Een vos komt uit zijn hol. Schrijft:

Met een erehaag van woorden besmeren wij je boke
met de navel van de wereld, beetgaar, veelkleurig.
Hoe wijdbeens soms, stonden wij in verlopen tijd:
een knellende schoen, kortademig van huis tot stad gelopen.

Dan een beverhoofd. Die snor! Zijn antwoord is van ebbenhout:

Boke, bootje, Congoboot. Je bent verslavend als
een medicijn. Het hart moet rustig zijn, en kan dat
in een oude kroeg. Daar ginder achter in de polder
ligt een oot met Congob af. De oot zal nooit verloren

gaan. Ballades van inwijkelingen weerklinken er
met harde moed. Alsof je hier niet geboren hoeft te zijn
om hier vandaan te willen komen ...

Peter Holvoet-Hanssen m.m.v. Frank De Vos en Bert Bevers

Het zesde stadsgedicht kwam tot stand ter gelegenheid van het 875-jarig bestaan van Hoboken. Het is tevens ook het eerste stadsgedicht dat naar een district trok. Op 8 mei 2011 werd het gedicht plechtig ingehuldigd. Op 25 juni 2011 kon men voor het eerst 'inwijken' in Hoboken. Vanaf het Steenplein vertrok de Festina Lente richting Hoboken. Het literair ontbijt op het schip werd feestelijk opgeluisterd door Les Musicaux en gevolgd door een literaire wandeling in Hoboken. Begin januari 2012, n.a.v. het Wintervuur-festival, werd dit project afgesloten met het literair-muzikale programma 'De inwijkeling' op de poëzieboot richting Hoboken.
Het gedicht was vanaf december 2010 te zien op twee grote canvassen naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk aan de Kioskplaats en ter hoogte van de Antwerpsesteenweg. Daarnaast kreeg het ook een permanente plaats aan de aanlegsteiger van het veer Hoboken-Kruibeke in een ontwerp van Jelle Jespers. Het gedicht ligt boven of onder de waterspiegel, naargelang de getijden van de Schelde.
'De inwijkeling' groeide in samenwerking met twee dichters. Frank De Vos, uit Hoboken, schreef de eerste, niet cursieve strofe. De uit Nederland ingeweken Bert Bevers tekende voor de twee volgende, niet cursieve strofen.

De inwijkeling

Stop de teller

Jasin is
mijn naam.
Stiffy. Sina. Hakim.
Denis. Meryem. Jef. Sara.
Ibrahim... Start de teller. We gaan door
het leven zoals de wind door de takken blaast.
We hebben een klok maar geen tijd. Snel.
Zo druk zijn de gangen als de straten
van een stad. Sneller. Elke
deur een nieuw
verhaal.

Wij zijn
vlinders in
een kleine ruimte.
TRIIIIING. Complexe getallen.
Start de teller. Fladderen. Schitteren.
De kennis die door je bloed stroomt. Dromen
van bickyburgers, familiepak friet en 3
Fanta's. Gamba's op het strand.
Start de teller. Laat
je niet foppen.
Geniet,

het leven
is kort. Start
de teller. Vriendschap.
Jouw liefde op deze trein. En ik blijf
alleen achter als een planeet zonder
universum, vallend. Wanneer al het vertrouwde
verdwijnt. Eerlijkheid.
Lachen. Gom. Oefeningen
in de juiste kolom.
Start de
teller.

Wij zijn
internationaal,
interreligieus en multicultureel.
We zijn een school van schatjes.
Start de teller. Crossen naar het winkeltje.
Laatste uur is aangebroken. Schemering, de straten
liggen stil. Start de teller. De jaren vliegen sneller.
Ik zei het niet, dat deed jij. Op naar
meer pret. Koester wat je
nu hebt. Stop
de teller.

Gedicht van ’t Stad: 100% door de leerlingen van www.wilfam.be met dank aan Suzanne Borms
Mix 2010: Peter Holvoet-Hanssen
Remix 2011: i.s.m. Michaël Vandebril

Dit eerste ‘gedicht van ’t Stad’ is een ode door jongeren, voor jongeren. Holvoet-Hanssen schreef 'Stop de teller' op basis van een poëzieworkshop en een oproep aan de leerlingen van het secundair onderwijs van Sint-Willebrord / Heilige Familie in Berchem. Uit honderden fragmenten werd een gedicht 'gemixt'.
In het kader van Antwerpen Europese Jongerenhoofdstad (AEYC2011) stelde Holvoet-Hanssen ook een JongerenStadsdichter aan: Yoni Sel. Deze 19-jarige Antwerpenaar won in 2010 de internationale poëziewedstrijd Y-POETRY. Samen brachten ze op het startfeest van Antwerpen Europese Jongerenhoofdstad het gedicht van 't Stad 'Stop de teller'.
Speciaal voor de start van AEYC2011 maakte Antwerpen Boekenstad vier kleurrijke fietsvlaggetjes waarop het stadsgedicht 'Stop de teller' in een ontwerp van Jelle Jespers werd afgedrukt. Ze werden uitgestrooid boven de massa jongeren in de 'kuil' van het Centraal Station te Antwerpen op 5 maart 2011.

Stop de teller

Rockox

R ock Rockox in zijn rollekoetsken? Spot niet met een Ridder.
Geen wereld buiten en geen wereld binnen meer. Mijn huis ...
In liefde thuis. Als gij dit leest, nog niet naar 't graf gedragen,
dan glans ik als een sneeuwspoor op een vleugel en leef ik
als 'n windeke dat van een ander is. Uw burgervader
der Gouden Eeuw kent iemand die gij niet kent. Dat zijt gij.
Hoor mij: 'De winterpotten uit de kelder! Schik ze schoon, mus,

Dat 't waren zachte kamers waarin ik bleef

O otmoedig voor den Salichmaecker. Tuinman, veeg de webben
weg. Aardbeiboom en oleander bij het spinnenwiel
der tijd. De draadjes...' Klaar het Scheldewater, 'k zag de kraampjes
op 't ijs. Maakt gij dat mee? MIjn ogen nog verzegeld, zie:
de kathedraal verlicht door driehonderd lantarens! Ik was
niet traag in 't geven. Kunst voorop. Mijn zwaard: nooit meer de gruw
van lijken op de straat. Vriend Rubens: 'Ha, mijn fortenbouwer,

ontij groeide vanuit de wortels door de twijgjes heen

C is een halve O.' Op mijn schouw: Samson en Delila.
Het vuur: 'Hoed u voor blinde passie, springvloed!, Stedemaagd
schonk zeven witte, zeven rode rozen... Keulen - koets van
mijn vrouw, haar ogen zwart bleef ik altoos getrouw. De Rinck
was Gulden maar geen kind werd ons geschonken. Wij die zorgden
voor vele weesmusjes, Faustina stond model. 'Kim, Toon,

die braken waaruit zuchten dropen die de vogels

K ijk, hoe die walvis sputtert!' Nacht valt als een schoudermantel.
Fluweel, maar weet gij wel wat honger doet? Geen Spaanse pap.
Ik wist: florijnen zijn er voor de armen, arm en rijk zijn
één medaillon. 'Wat slap? Drink dan een Godfried van Bouillon.'
Ge ziet dat ik ook lachen kan.Weer in de plooi, hier mijn paard.

dronken, vogeltje in mijn raam vroeg om een

O ok mijn naam stierf uit, als een kindje in de rui, een lijkje
in een pot op 't Groenkerkhof... Inkt bevroren in mijn pen.
Hou koers, reik de hand. Hang niet als een hemd te drogen. Woon in
uzelf. Kom, tulpen! Fonkel, speelvogels in 't Rockoxhuis.

kruimeltje brood en droeg met zorg de schimmen op

X ing, carnarievogeltkens, in thien oraingieboomen;
ick blinck in drinckgelas, in watertonne, ketelkens
'met hoop en vrees - zolang de gouden munt draait rond mijn stad - ...'

onderaan de tuin verder voor mij te zorgen.

Peter Holvoet-Hanssen m.m.v. Joris Vercammen: zijn verzen cursief
muze v. 5 en 6: Huguette Van de Woestyne.
Met dank aan Hildegard Van de Velde: conservator Rockoxhuis, alsook de biografie 'Nicolaas Rockox 1560-1640' van Leen Huet & Jan Grieten.

Op uitnodiging van het Rockoxhuis schreef Peter Holvoet-Hanssen zijn 7de Stadsgedicht over de Antwerpse burgemeester Nicolaas Rockox (1560-1640). Joris Vercammen en Laura Verlinden brachten het gedicht op magische wijze tot leven in de kelder van het Rockoxhuis. Het nieuwe stadsgedicht in een ontwerp van Jelle Jespers werd aangebracht op een banier. Dit banier zal elke lente samen met de winterpotten uit de kelder van het Rockoxhuis gehaald worden om jong en oud te inspireren.

Rockox

Brief aan Jérôme

(César aan het woord)

vertraag als een rivier die nooit de zee bereikt, een visser die geen vis eet
een sultan zonder kaftan, rattenvanger zonder kinderen, een pleintje
dat zonder bomen zit, deur zonder klink, tram nul – de zonnewind bemoeilijkt
het blussen van de vlammen in mijn hersenpan
een zilvermeeuw die schreeuwde

‘Het holle land was niet meer fijn maar deze stad heeft tering in de nering!’
ik riep: ‘Ooit was ik held van ’t vlooienspel, de Dromer van de Engelenpoort.
Ooit stond ik in het ware daglicht. Draaimolentje van De Moeite. Mooite!
Was handpop van een respectabele aap, vermicelli in de dagsoep.
Een moeder van een zondig melktandje – dat om pandoering vroeg – vond bij mij
de gulden windkliever voor de tata ta babbelkous, haar piepkenduik als
de karpersprong van Zwarte Piet. Slampamp hier zonder tondeldoos of veerkracht.’

ik kan geen muisjes meer bij u bestellen, o Jérôme, mijn speelgoedwinkel
zag weken weer geen kat – Edward De Tol schreef dit, het blijft mij maar bespoken:
de snelheid gaat de hoogte in en de gordijnen blijven toe en tot slot
we hebben niets gedaan vandaag, toch zijn we moe – en Hobbelpaard: gij zijt zot

een jongen jankte: ‘Wat, geen games?’ – de vader, grabbelton: ‘Ik eis een racebaan.
De oppervlakte is te klein… Goed voor drie hoeren. Of een nachtwinkeltje?’

zoek mijn roes op café, niet bang voor knekelman of ‘t blekkeren van de zeis

een tandwiel klokt nu digitaal terwijl de veer der wereld strakker opdraait
gespannen, opgeschroefd draait zij door; tingeltangel, wind mij af, spiraal, draai
finaal

Jérôme, gij zoete Muizenmaker, rek is uit de grrijze mmmuizen
ik pak mijn sneeuwkoffer, onsterfelijke vriend en letterllllussengod, want
mijn veer ssssspringt, losgeslagen, de veer van César is afgelopen, afge –


Peter Holvoet-Hanssen - buiten de oevers tredend
Geïnspireerd door het taaluniversum van Pjeroo Roobjee.
Edward De Tol: vers van Edward Dekeyser.
Opgenomen in de (kort)film 'De Veer van César' van Minske van Wijk & Oscar Spierenburg.

Het achtste stadsgedicht van Peter Holvoet-Hanssen verscheen in een wel heel unieke vorm. 'Brief aan Jérôme' is een filmgedicht dat de Stadsdichter speciaal voor de kortfilm 'De Veer van César' van Minske van Wijk en Oscar Spierenburg schreef. Het gedicht werd geïnspireerd door het taaluniversum van Pjeroo Roobjee en staat centraal in de film. In het project werden animatie, literatuur en film versmolten. De 20 minuten durende film verhaalt over het verlies van en een gevecht voor authenticiteit. Het hoofdpersonage is de eigenaar van een nostalgisch ouderwetse speelgoedwinkel die vergroeid is met zijn werk. Om onbekende redenen wordt zijn zaak stopgezet. Als gevolg hiervan vervreemdt de man van de wereld en verliest hij zijn greep op de realiteit. Hij dwaalt door de stad en ziet zijn speelgoed tot leven komen. De hoofdrol is weggelegd voor Pjeroo Roobjee. Er zijn bijzondere bijrollen voor Robbe de Hert, Jan Decleir en Adriaan Raemdonck. Ook Peter Holvoet-Hanssen nam een kleine rol voor zijn rekening.

Brief aan Jérôme 

Scheldeduiker

wind in de tijd - straatkinderen van het Eilandje
wapperen daar bij die vierde toren - ontij croont
voor de thuislozen die kruipen in lofts van karton
bij de prefabbuildings
waai die daghengsten weg - draai
klimmend als opstandig gras door scheuren in beton

torens zijn de wachters, staan als bakens voor de maan
schepen schaatsen op een ton weerbarstig in de zon
van drip drop en klip klip klop, wij kiezen voor het sop
scheep in, dravend langs de kant dwars door het Scheldeland
want de wereld stoomt de wereld stroomt aan ons voorbij
snel dus trager, haast u langzaam; zeefier -
trossen los

de zeeleeuwerik tiereliert en hoort de witte zoutmerel

Peter Holvoet-Hanssen, op de 'Festina Lente', Willemdok - Eilandje

Op 14 juni stelde Peter Holvoet-Hanssen zijn negende stadsgedicht voor. De Antwerpse stadsdichter maakte er opnieuw iets bijzonders van. Het gedicht Scheldeduiker is in een ontwerp van Jelle Jespers op de boeg van het schip Festina Lente aangebracht. De stadsdichter maakte van de voorstelling van het nieuwe Stadsgedicht een waar feest. De Festina Lente voer uit vanaf het Willemdok met aan boord de Stadsdichter en zijn poëtische vrienden.

Bekijk hier de voorstelling van het stadsgedicht op de Festina Lente

Scheldeduiker

Voor JVL

giganten namen hier een bad
                            een droge regenhemel
een zandbank was een berg voor ons
                            een delta voor de reuzen
hier werden wij geworpen toen
                            de paarden met ons spraken
wij plantten hutten tot een heem
                            de handen in de Schelde
en Brabo zong zijn reuzenlied
                            de tollenaar in trance
de zeilen bolden, torenstad
                            de stroom werd afgesloten
het goud van Zuid-Amerika
                            met Rubens aan de kade
een eiland van bezwete tijd
                            een broeihaard van culturen
vergoten bloed gemixt met roet
                            ‘wij blijven reuzenmakers’
Napoleon en wij ’t kanon
                            wij bleven watergravers
met honger op de donderkloot
                            en Pierlala maar schranzen
de Pruisenlaars blonk als de hel
                            het vuurwerk van bevrijding

de poesjenellen zingen scheel
                            viva, op zwier, niet zwanzen
hier golft het glas – het torenvolk
                            verleden in de handen
ding dong ding
ting ling ling
kling klang

Peter Holvoet-Hanssen

Dit herwerkt (compilatie)gedicht voor de opening van het MAS, werd geprojecteerd op de MAS-esplanade op 11 september 2011 n.a.v. de '1e Internationale Torendag': een organisatie van de Internationale Club der Docuphonisten i.s.m. KMSKA, MAS, M HKA, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, Antwerpen Boekenstad en Dito Lasershow. De lasers op het dak van het MAS werden gericht op de andere torens van de stad.

De vierde toren

Welkom Pierewaaiers

1

Welkom pierewaaiers, brokstukken poëzie drijven op de woordenstroom van 'Antwerpen koekenstad, kem u altijd liefgehad' 'Mijn plekske, daar, ergens aan het water' 'armoezaaier, aan de kaaien, waar 't zal waaien' 'bij de laatste groet' 'de verzopen muis bij hoog water' dus 'laat ons WELKOM op deze kaaimuren schrijven' met verzen die kwamen aangewaaid zoals uit die school aan de overkant: 'daar het havenland proef het vlees der zee dat geen rust kent monding aller wegen zot is de wind die meeuwt ginds bij de olifanten om de oren slaat' of hier: 'werp uw dromen in de spiegel van de Schelde, die ze weigend naar het grote water brengt' ~ volg de kreeftengang der kasseidichters ('Ik ben de kaaiman. Ik doof de lichtjes van 't Scheld' 'leunend tegen de muur met luie ogen'), zie die kaaienbijter: 'mijn Doel in het vizier' en kaaienkuiers: 'Zittend op de waterkeringsmuur, droom ik van een muur die het tij van de wereld keert' 'dan zie ik de ruisende vingers van de wind de Schelde strelen' 'Mijn hemel kleurt magentarood' ('Wat gebeurt er achter deze muur? Tragedie en romantiek' 'Neemt mijn tranen

2

mee naar zee' 'Elk straatje een herinnering' 'Geen ekster die klapt, geen kraai die krast; en het geluid van een wakkere merel' 'het geluid van een nieuwe dag' en 'de combi hobbelt weg, de zon valt op Linkeroever') ~ lees wat de Ludo schreef: 'Hier onzen Antwerpsen bassèng Ne Congoboot aan de kaai Daar staat een natiepeerd aan een kreng Ze laden en lossen er in hels lawaai En over de loopplank

3

onder de zak in 't ruim bonen schepen of antraciet Zoute vellen keren met gemak 't Zijn buildragers of zakkenwijven die ge ziet.' - als HAVENKLANKEN sprekende stenen: 'Noordkasteel vanachter mijn raam daar waar bomen moeten blijven staan' 'Onze waterlanders vloeiend daar, onze kinderkopzorgen hier' 'Ik bracht mijn havenwerker zijn vergeten brood' 'terwijl madame Françoise aardappelen schelde' 'ruik ik de geur van touw en teer' ~ of aangespoeld: 'mijn hart gedragen

4

over de golfjes' 'klappende handen' 'Jiassou baba' 'Dag stad, dag kathedraal, dag meisje aan de kaai met je tranen en je dromen over later' ~ een spooksteneling kreunde 'ze gaan de hangars toch niet

5

slopen' in 1991 'POËZIE IN UITVOERING' van

6

HERMAN - ware kaper, vergeef me, mijn linkerbeen was haast gerecupereerd, mijn rechterlong heeft zich aan stofwolken bezeerd; met permissie der poëtische pijpleidingen mag ik u citeren, die immer het tij enterde om te keren: 'bouw jij hier een nieuwe vesting "Fort Europa" met angstvallig mensendichte muren en schaarse doorgangspoorten zoals deze afsluitbare waterdichte waterkeringswal? ~Jij die nu langs de kaai flaneert: sla hier een bres in deze dijk, de dijk van jouw dwangmatige verweer tegen het schielijk springtij van je ongeremde drang, sla hier een

7

brede bres, een niet te dichten gat in jouw verschansing, al te getemde wandelaar, en laat je vloedgolf kolkend razen landinwaarts en overspoel de starre stadsbewoners met jouw storm, wees onbeteugelbaar in het onstuimig stuwen van je bloed, sloop bouwsels, muren en strukturen die jou betuttelend bevoogden als 'n schier onmondig kind, - wees windhoos, onweer en orkaan; Maar werp een dam op tegen haat, een keringsdam van woede tegen bekrompen rassenwaan en stuurse vooroordelen die

8

deze oude metropool, de trotse wereldhaven, een reuk van rottigheid bezorgt, een stank van bruine pest nog meer beklemmend dat het gif dat industriebaronnen ons met de barre noorderwind het strot in blazen, ongestraft: werp daar een keermuur tegen op, en dijk die kanker in!' zoals het gedicht ECOCIDE van Yoni de JongerenStadsdichter: 'Indien een jongeman gaarne schilderijen maakt Heeft hij

9

papier nodig voor zijn idee Dus bossen scheren ze poedelnaakt Voor in zijn atelier De natuur die hij wou schilderen is echter verloren geraakt Maar er is GEEN PLANEET B Als een jongevrouw gaarne snel de andere oever bereikt Staat in het bos dwarsdoorsnee Het been van de Lange Wapper afgedijkt Ondanks een welgemeende NEE Geen politieke kat die ernaar omkijkt Maar er is GEEN PLANEET B Wanneer een planetenjong gaarne zichzelf verteerd Dankzij een consumptiemaatschappij, zo onvree Wordt de revolutie niet gemediatiseerd Er is geen PLANEET B' ~ 'Wapperende vlaggetjes' 'bekaaid' 'in slaap vallen in je betonnen armen' ~ Charley seint: 'Onder deze

10

letters vloeit het water geboren op 49°59'12,95" NB - 3°15'59,4" OL' ~ Anna Roza fluistert in de oren van de dag en nacht: 'Een zucht vliegt Langs de wolken De donder regent De wind is soepel Hij tiert En doet de bomen kraken Dakpannen dansen De stad leeft' ~ van 'Geen muur tussen mij en de rivier' en

11

'elke Antwerpenaar draagt u in zijn kloppend hart' tot Kristo: 'Je kunt er rennen, sprinten en spurten Maar ook luierend, kuierend, Zonneklaar en verruimend, Met een fles Italiaanse rooie, Even van de stadsdrukte bekomen ~ mijn stad, Ik houd van U!' en Monica: 'Zweef, tril, wankel Van Montevideo tot Mexico In donker sap spoorbalk Roestig zinderend Gladjanus op rails Balanceer zonovergoten Geurende Meurisse ~ Effen de weg langs olie en vet ~ tot aan de mast' en Marco: 'Kaaien, roestige sporen, versleten biels Haastige schepen, verstilde fluit Park van schepen Stille getuigen Gesloten museum Gepasseerd verleden Roestige hangars, gebroken glas Opkomende zon, weerkaatsende stralen ~ Opkomend groen ~ Laten wij hopen' ~ (hey, waar is Samira en

12

Abdul?) ~of Janno: 'De stroom verwekt de stad Werpt een burcht. Antwerpen bloeit. Haar toren beiert het water tegemoet begroet het, waait het weer uit. De Schelde leeft, klimt en daalt opnieuw en opnieuw Wat bemint de mens die kracht! Maar liefde moet beschermd worden, stormen begeleid!' Rina, zie wie aanmeert ~ hoor LA ESTERELLA ~ 'Kom hier bij' ~ 'mijn wilde fee' ~ 'soms hoor ik de stemmen van vreemde matrozen zoekend naar goedlachse vrouwen

13

op de kaaien van weleer' en zeeman Niek: 'Poort naar de verten Herinnering aan toen Je toren een baken Mijn Schelde, mijn thuis' en Rik: 'Onbestaand Aanwezig zijn De schoonheid van het verschil Verbleekt in de sleur van dagelijks leven De zuurtegraad breekt op Als een laatste orgelpunt' ~ Pomerio schrijft: 'Over de stroom vliegt de meeuw weer voorbij, Met haar vleugels gestrekt, wit en zijd; ~ Aan de stroom staat de dichter, en droomt van de reis, Zijn handen op 't roer van de Tijd; Maar het Licht, en de rust van de ziel zijn de prijs, het heimwee en lijden ten spijt.' ~ ZEEREUZEN: 'VOORBIJ GLIJDENDE ATOLLEN VAN WIT, ZILVER SNIJDEND DOOR WATER ~ OPTREKKEND NAAR HET GRAUWE, BLAUWE LINT VAN DE RIVIER' ~ oude brieven, afgedamd: 'Verspreid als toekijkende getuigen', 'migranten zullen er altijd zijn ~ op blauwe steen gezeten op de ankerpaal', 'weer naar huis',

14

'Gééf mij de kracht om verder te gaan'; verwaaid, wat staat er hier: 'OH MOOIE ADER VAN WATER EN LEVEN NEEM MET JE TIJ DE ONVERDRAAGZAAMHEID MEE' 'kleurrijk Antwerpen' 'met je mosgroene mutsjes aan' en 'Ik betaal graag verstaangeld Aan de bank van lening Bij de inlossing van het verlangen Naar het grote wonder, Daar aan het eind, de zee' ~ 'Dood tij, de kaai leeft op, spreidt haar muren voor ze wegebt' en 'Maakt uw zwijgen onderdanig aan het koninklijk gekrijs van wie zweeft en glijdt

15

tussen wal en water' ~ 'gij raakt ons land met uw zachte slag en draagt de vogels op uw rug' 'mijn zinnen verloren' kostbaar wordt nu elke dag' 'nog mooier rossig' 'avondzon wordt ochtendzon en terug ~ naar de wijde monding' ~ 'gij zijt echt een zonneke' ~ mijn schat, hoor de wind, 't is de Wannes die zingt

Gedicht van 't Stad, StadsPeter Holvoet-Hanssen 'in the mix' (schreef wat niet tussen haakjes staat)


12. Formule voor een gelukkig huwelijk

In 2010 veranderde Antwerpen zijn trouwboekjes; van een zakelijk uitziend leren boekje werd overgestapt naar een moderner exemplaar in de typische rode huiskleur. Het boekje kreeg ook een grijs jasje, dat werd opgefleurd met een gedicht van stadsdichter Joke Van Leeuwen. Enkele maanden voor het einde van zijn stadsdichterschap, schreef ook Peter Holvoet-Hanssen een trouwgedicht. Met 'Formule voor een gelukkig huwelijk' poogde hij pasgetrouwden een hart onder de riem te steken. Of hoe Peter Holvoet-Hanssen het aantal scheidingen in Antwerpen drastisch zou doen dalen ... Dit gedicht kreeg ook een plek op de nieuwe trouwboekjes.

Formule voor een gelukkig huwelijk

Reis in uzelf, spiegel uw partner in het wilde meer van de nacht
vang het licht van de volle maan met vier armen, zie de sterren als
zilveraaltjes in een goddelijke sigaar, streel op tijd de tijd
maal ijs tot sneeuw, bepimpel wimpers als de vleugels van een vlinder
spreek desnoods een avond af bij hoog water, vuur in staf, licht in grot
ademnood: trek naar buiten, vang zeewind, de oorschelpen als vliegers
spoor naar het laatste woud, zoek de wielewaal en doe een kikkerwens
voor een rolstoelpatiënt, proef de stilte als een ijsje voor een kind
alleen zijt ge dan nooit alleen, oehoe, de schicht van een beekforel
lekkers als de lippen van de liefde, bron van een rode rivier
hand in kuip vol salamanders bij de verlaten leerlooierij
waar het Witte en het Zwarte Water verstrengelen tot één stroom
welt de eenzaamheid naar boven: verstar niet als een zuchtende rots
vergroot de afstand, sakkerend als een kruimeldief: herlees dit vers
geschreven voor u toen sterren vielen boven de Antwerpse ring.


Formule voor een gelukkig huwelijk - Verkorte versie, zoals het in het trouwboekje verschijnt:

Reis in uzelf, spiegel uw partner
in het wilde meer van de nacht
vang het licht van de volle maan
met vier armen, bepimpel wimpers
als de vleugels van een vlinder
zoek de bron van een rode rivier
vuur in staf, licht in grot – zie
en spreek elkaar bij hoog water
als de sterren vallen boven
de Antwerpse ring.

Een poëtische woordenstroom van 3,2 kilometer lang. Met dit lange lint van beton bracht Peter Holvoet-Hanssen een poëtische ode aan het water en de stad. De tekst is 3,2 kilometer lang, telt 6300 letters en leestekens en loopt op de waterkeringsmuur van de Schelde helemaal van noord naar zuid. De stadsdichter schreef deze 'woordenstroom' niet alleen, hij kreeg hierbij de hulp van meer dan 500 Antwerpenaars die hem zijn poëtische woorden over de Schelde bezorgden. Ook de JongerenStadsdichter Yoni Sel deed zijn bijdrage en schreef het nieuwe gedicht ECOCIDE dat een onderdeel vormt van het Kaaiengedicht. Tot slot verwerkte Holvoet-Hanssen ook enkele fragmenten van bestaande gedichten over de Kaaien en de Schelde. Een belangrijke plek kreeg het 'wandelgedicht' van de taalkunstenaar Herman J. Claeys zaliger die zijn gedicht in 1991 op de waterkeringsmuur schilderde. Als hulde aan deze dichter werd een gedeelte van dit geëngageerde gedicht hernomen in 'Welkom pierewaaiers'.

Welkom Pierewaaiers

Deurnroosje

1 Floris en Blancefloer in Deurne

bramenmeisje - ze vlucht naar haar rozenoord
in het park en zoent er een bloem van citroen
dames op een bank gesnoeid zoals het hoort
bosuilwachters fietsen loerend, wat te doen

kruipt dan door de haag - een zilveren kasteel
groter dan de hemel, kleiner dan een hut
duizend spinnewielen en geen Repelsteel
lege torens, sterren in de waterput

iedereen ziet alles - zij valt in slaap, staand
droomt op de tram van haar woonblokprins, getaand
Ridder Floris die haar van de rails bevrijdt
maar in de arena zich aan woorden snijdt



2 Enter: jonge rozen

Kleine zus weent - in een blingblingwagen
Op weg naar Libië - zij beschermde zijn ogen
BOEM - ik hoorde een ster die ik ooit kende
Onze hoofden vol met zorgen - deze bril, om jou
te bewonderen - zoeken naar het licht in Deurne

Geef ons wat respect - mijn ziel bestaat niet
Ssssssssst... zei de leerkracht - RATATA
Ik vroeg me af wat blauw was
Met een neus ruik je het
Ssst, het is een geheim...

Mijn lippen zijn rood - blabla dit en blabla dat
Beng! Een vogel tegen het raam
En dat ik het verdomme meen!
Wij zijn straffe mannen - voel me reuzeklein
Wij staan toch ook op in de bus?

Dat is hoe we zijn


1 = Peter Holvoet-Hanssen

2 = HH-mix 'Enter'-project i.s.m. District Deurne, CC Deurne, bib en Jeugddienst
met Scheppersinsituut 4de jaar, Lyceum Waterbaan 4de jaar, Sint-Godelieve 4de jaar, Atheneum 4de jaar en Lyceum Sint-Rochusstraat 4de jaar

dank aan Joke 'Pluym' Termonia van het 'Deurnroosje'-festival, taalkunstenares Katelijne Verheyen e.v.a


Deurnroosje is meer dan een gedicht ... Het zijn er twee: een stadsgedicht, gevolgd door een ‘gedicht van ’t Stad’. Het gedicht bestaat uit twee delen: 'Floris en Blancefloer', het eerste deel, schreef Peter Holvoet-Hanssen zelf. Het tweede luik kwam er na het 'Enter'-project. Onder de naam 'Enter' viel de stadsdichter klaslokalen binnen om leerlingen te begeesteren met poëzie. Daarna gingen de jongeren zelf aan de slag, wat onder andere resulteerde in 'Enter: jonge rozen'. Samen met 'Floris en Blancefloer' vormt Deurnroosje een ware smeltkroes van Holvoet-Hanssens poëzie en de woorden van de jongeren. De twee gedichten, vormgegeven door Jelle Jespers op twee plexi-platen, doorkruisen in 2012 de Deurnese buurten om uiteindelijk een vaste stek te krijgen. 'Enter: jonge rozen' (gedicht van 't Stad) 'enterde' op zijn beurt andere scholen in andere districten.

Deurnroosje

Aangedaan

ik kom hier wel eens, in twee gesneden
het is eigenlijk een beetje gevaarlijk
die stoffige ramen en dat zuchtje wind
geboren in de schaduw uit opgeheven illusies
flanerend langs de hitsige winkelruimten
morsige straten, pronkende knapen
artiesten die zelf hun afwas doen
alles heeft zijn charme


het begon heel bescheiden, sloperige
slenteraars als travestieten op stelten
rommel en kunst, woestijnmarkt
gevuld van 'o, ik was hier nog nooit
als de warmte met muzieknootjes strooit'
ik vind het leuk om hier te zijn
de wereld in één straat


gedicht van 't Stad (de eerste Berchemse gedichtenmuur), 10 september 2011
geschreven door Sara Brits, Laura Maas, Safia Zine, Nisrine Tauil, Lena Divjak, Saena Chakkar, Naomi Renders, Samira Abid, Tine Van den Poel, Amarante Van den Broeck gebaseerd op de eerder geschreven teksten van buurtbewoners
met dank aan Cees Vossen

redactie: 'StadsPeter' Holvoet-Hanssen, Antwerpen-Berchem 2011

concept Verzet de Stad: Cees Vossen

Binnen het schrijfproject 'Verzet de Stad' van cultuurcentrum Berchem, volgde een groep jongeren van januari tot mei 2011 workshops o.l.v auteurs Rachida Lamrabet, Tom Naegels en Fikry El Azzouzi. Als kers op de taart werkten ze op het eind van de reeks samen met Peter Hovloet-Hanssen aan een gezamenlijk gedicht, een gedicht van henzelf over de omgeving en het leven in de buurt. Op 10 september werd dit gedicht onthuld op de muur op de hoek van de Driekoningenstraat met De Villegasstraat in een ontwerp van Jelle Jespers.

Aangedaan

Arbre à palabres (en de 10 Takken van verwondering)

kat, hond en vos gapen naar de maan
fazanten die uit wandelen gaan
eend, gans en zwaan pluizen in de zon
dun boompje gerasterd in beton
uitgeveegde dromen, slang die lacht
blaas de sterren aan en hou de wacht
tien takken groeien in uitzondering
over muren in de schemering
wolkenmacht, op het ros van de nacht
stad, waai open, bont is onze vacht

uit eeuwig zijn de dingen die wij
zinden die wij zingen
verzamel u rond
deze boom
nu stil

Peter Holvoet-Hanssen


'De 10 Takken van verwondering': i.s.m. Huis van het Nederlands: Carlos Torres Beltran, Emil Kiliç, Galip Aygul, Habiba Bahammou, Hadis Shakeri, Isabel Restrepo, Sandra Jaksh, Hilde de Vos alsook m.m.v. Peter Theunynck en JongerenStadsdichter Yoni Sel
'Boomstam': Herman Coenen
'Wortels': Hadis Shakeri, Carlos Torres Beltran en polderdichter Ludo De Schutter
'Stronk': Emil Kiliç
'Vogels': Joris Vercammen
Met dank aan Erfgoed Vlaanderen en Max Neetens

Het twaalfde stadsgedicht 'Arbre à Palabres' vormde een onderdeel van het groepsgedicht 'De Vertelboom - en de 10 Takken der verwondering' en kaderde in het stadsdichterproject 'Bomenstad'. Dit project ontstond in samenwerking met kunstenaar-fotograaf Roel Jacobs wiens 'Cornerstone', een piepjonge Gingko boom, in de beeldencollecite van het Middelheimmuseum is opgenomen. Peter Holvoet-Hanssen nodigde dichter Peter Theunynck uit om het team te versterken en samen lanceerden ze een "oproep in deze design- en excuusgroentijden tot het ware roezesuizen, gastvrijheid in het vaandel": 'Bomenstad' was geboren.

Het Stadsgedicht 'De Vertelboom' vertakte zich in samenwerking met het 'Huis van het Nederlands' in verschillende woordenkruinen: ‘de 10 takken der verwondering’. De takken van deze gedichtenboom bevatten niet enkel verzen van Peter Theunynck en JongerenStadsdichter Yoni Sel maar ook van inburgerende anderstaligen. De stadsdichter zorgde er ook voor dat er een boomstam, wortels, vogels en een stronk werden geschreven.

'De Vertelboom' werd in een ontwerp van Jelle Jespers aangebracht op de witte buitenmuur van de binnentuin van het Paleis op de Meir, tegenover het Rubenshuis (op de Wapper).

Samen met de voorstelling van 'De Vertelboom' lanceerde het literaire tijdschrift 'De Brakke Hond' het extra nummer 'Bomenstad'. Het nummer bevatte een heleboel nieuwe 'boomgedichten' van dichters uit Vlaanderen en Nederland.

De vertelboom

De laatste wacht

DE BARD
Mensenbeeld, gedenk ook zelf eens
dat gij stof zijt tot nadenken.
Immer speelden wrede kinderen
in dit planetair salon.
Poppen zonderden zich af
van oren, benen, handen.

DE SOLDAAT
Zoals ik, gevallen, waarom
vergeten zoals ik vergeten ben
vlammeke, o vlammeke stil.
Lili Marleen zong aan weerskanten.
God wordt oud, de sterren koud.
Niemand danst nog in de Dikke Mee
en de spanten kraken, breken.

GODIN DER VREDE
Aan elke dag
Reik ik de hand
Als de zon ten oosten daagt
De vlakte kleurt
Is elke dag een droom
In kostbaar schrijn bewaard

DE SPIN
Een gedicht begint met de eerste zin.
Zing: neem wat wit van een wolk
neem wat blauw van de lucht
maak een lint van de wind.
Aanvaard elkaar tot de bommen
in het rag blijven hangen.
Want de waterval die is nabij.

De bard: door Kris Verellen, Bard van Berchem (fragment uit 'Merodyssee III: een upgrade voor een animalier);
De soldaat: Peter Holvoet-Hanssen;
Godin der Vrede: Irène De Weerdt (1910-2011);
De spin: Irène De Weerdt in een regie van PHH.

Op 1 november 2010 stelde Peter Holvoet-Hanssen in het Vredescentrum Antwerpen 'De laatste wacht' voor, of tenminste de aanhef van dit stadsgedicht. Peter Holvoet-Hanssen werkte hiervoor samen met Kris Verellen, 'Bard van Berchem', en dichteres Irène De Weerdt, de 'Godin van de Vrede' (die 100 jaar werd op wapenstilstand 2010). Met het project 'The Last Post' trok Peter Holvoet-Hanssen door Antwerpen om getuigenissen over Wereldoorlog II te verzamelen. Het aantal reacties was overweldigend. Deze getuigenissen verwerkte Peter Holvoet-Hanssen in het volledige 'gedicht van 't Stad' dat het Vredescentrum op 11 november 2012 voorstelde. Hij kreeg hierbij de medewerking van Max Neetens, Jörg Pyl, Roland Bergeys, Lucienne Stassaert e.a.
Een fragment van de aanhef van 'De Laatste Wacht' werd in een vormgeving van Jelle Jespers aangebracht op een muur van het Bisschoppelijk Paleis op de Lombardenvest. Deze gedichtenmuur werd op Wapenstilstand, 11 november 2011 ingehuldigd met een voordracht van de Stadsdichter en Chris Van de Velde, zoon van de overleden dichteres Irène De Weerdt en een optreden van de Koninklijke Muziekkapel.

De laatste wacht

De genius van Nottebohm

Eduardus! August! Maria! Oscar! Opstaan. Bezoek — we worden bekeken, gelezen. Schrik niet van het licht en van de wolken waarin de valwind schuilt ...

Daar sta ik bij de kade, zonder schaduw of naam - zelfs geen piano van de armen onder de armen. Schuil onder een hangar die zich verschuurt tegen de maan. Kom dichter. Zou ik een meisje zijn met pet of korte sokjes? Een vrouw als een zeilschip?

Tijgeroog, kijk, een maansteen. Zeg mij, hoe heet deze stad? A? Niet Abbottabad. Lijnen, een rivier die zich een bocht baant... Sint-Anna? Ik word hier op de rails gezet. Niemand die 'welkom thuis klokkenluider' zingt, alleen de kranen zuchten: 'Welkom bij de laatste kasseien, haveloze. Zeg ons, zijt ge van de overkant?'

Een ketting klingelt: 'Dit is een afspraak met onze geschiedenis. Steek een ander paar mouwen aan, afgetakelde.' Zwarte demon van de verzilverde maan, ik ben 200 jaar zoals Eugénie de vleermuis die vergeefs rechtop probeerde te slapen. Waar zijn de buildragers en de mosselwijven? De dag breekt open als een ei, een bus rijdt voorbij. De einder staat in brand. Geen bomen met noten op hun zang.

Zie een pierewaaier, op een bolder. Langs de rede hoor ik hem denken 'how to talk about glucose molecules' en terwijl hij de gelijkheid van het krachtmoment van de draaiing en het tempo van de impulsmomentverandering berekent, roept hij 'BOLDOG SZÜLETÉSNAPOT KÍVÁNOK' naar een meeuw. Meeuwenhart kijkt op want de meeuw schreeuwt terug: 'Köszi, kis kozmopolita!' Ik vlieg mee. Stad: 06:36 de meeuwen scheren de kade af; 07:39 de duiven komen met de treinen.

Kiskalóz ontmoet zijn liefje. Zoent haar hals langs de oevers van de rivieren. Kraait als de haan om 's ochtends de zon te begroeten en voor de laatste zon op de ponton.
In Engeland klinkt zijn cock-a-doodle-doo over de Theems.
In Frankijk roept hij cocorico langs de Loire.
In Duitsland zegt hij kikeriki bij de Elbe.
In Japan kraait hij kokke-koko langs de Yodo of kou-kou-kou-kou.
In België schalt zijn kukeluku over het water van de Schelde.

Zalig, de linde op dit plein. Ah, te roezeruisen... Een hand: 'Weg, buitenstaander!'
Te zwijgen als bloemen in de winter? Doorstoken met het zwaard der droefheden.
Zolang u keek en las - mijn zotte waterpas - streek liefde langs mijn hart.
Maar nu: een lange slangenzin maak ik niet meer af.
Mensen stappen door deze ruimte, uit dit gedicht -
verdwijnen in de tijd, uitgelezen licht -
verdwijnen na een tijd als de tijd op hen uitgekeken is
zoals ik weer als stoom verdwijn, zoals ook gij verdwijnen moet.


Peter Holvoet-Hanssen met dank aan Jan Robberecht (vijfde strofe) en Noëlla Elpers (zesde strofe) voor de inspiratie.

Met het vijftiende stadsgedicht bracht StadsPeter Holvoet-Hanssen een eerbetoon aan de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. De bibliotheek vierde in 2011 drie belangrijke verjaardagen: 200 jaar familie Nottebohm, 75 jaar Nottebohmzaal en 10 jaar Nottebohmlezingen.
Het stadsgedicht werd opgenomen in het kunstenaarsboek 'Pérégrinations' van Eugénie Nottebohm, speciaal gerealiseerd voor de tentoonstelling 'Nottebohm Revisited' (9/12/2011 - 26/02/2012) in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. 'Pérégrinations' bevat verhalen, verzen en grafische beelden die de bezoeker uitnodigen om even stil te staan bij plaatsen in de stad die een rol spelen in de geschiedenis van de familie Nottebohm. De StadsPeter zelf verdwijnt hier achter zijn verzen.

De genius van Nottebohm

De genius van Nottebohm

Eduardus! August! Maria! Oscar! Opstaan. Bezoek — we worden bekeken, gelezen. Schrik niet van het licht en van de wolken waarin de valwind schuilt ...

Daar sta ik bij de kade, zonder schaduw of naam - zelfs geen piano van de armen onder de armen. Schuil onder een hangar die zich verschuurt tegen de maan. Kom dichter. Zou ik een meisje zijn met pet of korte sokjes? Een vrouw als een zeilschip?

Tijgeroog, kijk, een maansteen. Zeg mij, hoe heet deze stad? A? Niet Abbottabad. Lijnen, een rivier die zich een bocht baant... Sint-Anna? Ik word hier op de rails gezet. Niemand die 'welkom thuis klokkenluider' zingt, alleen de kranen zuchten: 'Welkom bij de laatste kasseien, haveloze. Zeg ons, zijt ge van de overkant?'

Een ketting klingelt: 'Dit is een afspraak met onze geschiedenis. Steek een ander paar mouwen aan, afgetakelde.' Zwarte demon van de verzilverde maan, ik ben 200 jaar zoals Eugénie de vleermuis die vergeefs rechtop probeerde te slapen. Waar zijn de buildragers en de mosselwijven? De dag breekt open als een ei, een bus rijdt voorbij. De einder staat in brand. Geen bomen met noten op hun zang.

Zie een pierewaaier, op een bolder. Langs de rede hoor ik hem denken 'how to talk about glucose molecules' en terwijl hij de gelijkheid van het krachtmoment van de draaiing en het tempo van de impulsmomentverandering berekent, roept hij 'BOLDOG SZÜLETÉSNAPOT KÍVÁNOK' naar een meeuw. Meeuwenhart kijkt op want de meeuw schreeuwt terug: 'Köszi, kis kozmopolita!' Ik vlieg mee. Stad: 06:36 de meeuwen scheren de kade af; 07:39 de duiven komen met de treinen.

Kiskalóz ontmoet zijn liefje. Zoent haar hals langs de oevers van de rivieren. Kraait als de haan om 's ochtends de zon te begroeten en voor de laatste zon op de ponton.
In Engeland klinkt zijn cock-a-doodle-doo over de Theems.
In Frankijk roept hij cocorico langs de Loire.
In Duitsland zegt hij kikeriki bij de Elbe.
In Japan kraait hij kokke-koko langs de Yodo of kou-kou-kou-kou.
In België schalt zijn kukeluku over het water van de Schelde.

Zalig, de linde op dit plein. Ah, te roezeruisen... Een hand: 'Weg, buitenstaander!'
Te zwijgen als bloemen in de winter? Doorstoken met het zwaard der droefheden.
Zolang u keek en las - mijn zotte waterpas - streek liefde langs mijn hart.
Maar nu: een lange slangenzin maak ik niet meer af.
Mensen stappen door deze ruimte, uit dit gedicht -
verdwijnen in de tijd, uitgelezen licht -
verdwijnen na een tijd als de tijd op hen uitgekeken is
zoals ik weer als stoom verdwijn, zoals ook gij verdwijnen moet.


Peter Holvoet-Hanssen met dank aan Jan Robberecht (vijfde strofe) en Noëlla Elpers (zesde strofe) voor de inspiratie.

Met het vijftiende stadsgedicht bracht StadsPeter Holvoet-Hanssen een eerbetoon aan de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. De bibliotheek vierde in 2011 drie belangrijke verjaardagen: 200 jaar familie Nottebohm, 75 jaar Nottebohmzaal en 10 jaar Nottebohmlezingen.
Het stadsgedicht werd opgenomen in het kunstenaarsboek 'Pérégrinations' van Eugénie Nottebohm, speciaal gerealiseerd voor de tentoonstelling 'Nottebohm Revisited' (9/12/2011 - 26/02/2012) in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. 'Pérégrinations' bevat verhalen, verzen en grafische beelden die de bezoeker uitnodigen om even stil te staan bij plaatsen in de stad die een rol spelen in de geschiedenis van de familie Nottebohm. De StadsPeter zelf verdwijnt hier achter zijn verzen.

De genius van Nottebohm

Sterrenwijsje

De letters zingen zacht: ‘Dit is een lied.’
Raadselachtig. Zo is poëzie.
Het licht gaat aan, het licht gaat uit
en buiten wordt de wind
zichtbaar
en hij fluit.

‘Ik ben een braaf konijntje –‘ En ze lacht.
‘Repareer de sterren…’ Hartslag daalt.
De rolstoel staakt. In gangen waakt
de moeder van dit heim:
zonlicht
ver van huis.

De maan glanst op de zee, ik zie het hier –
het zand dat zingt, de strijkers van de tijd.
Zie de lichtjes, zie de stad
komt hier samen.
Deur staat
op een kier.

Wie dit leest, kijkt naar de klok en zucht –
gaat naar de lift want zorg hangt in de lucht.
’s Nachts geen raad, komt dageraad.
Babygeeuw. Hier maakt men
sneeuw die
roezeruist.

Peter Holvoet-Hanssen over Sterrenwijsje, een gedicht voor ZNA Middelheim, dat ingehuldigd werd op maandag 30 januari: "Ik bracht enkele dagen door in het Middelheim Ziekenhuis – soms uit vrije wil, soms om gezondheidsredenen – om mij te laten doordesemen door de sfeer. Ik zag het ziekenhuis als een zorgzame ‘Grote Moeder’ die begin en einde omvat. Daarom schreef ik voornamelijk dichteressen aan en kreeg mooie verzen terug van Lucienne Stasssaert, Marleen de Crée, Annemarie Estor en Annmarie Sauer. Die laatste vertrouwde mij toe: je moet luisteren naar wat niet wordt gezeg’. Mijn gedicht lees je bij de klok in de hal. Fragmenten van de verzen die mij inspireerden - ook van Wim Neetens zaliger - vind je bij de liften. ‘Sterrenwijsje’ is een muziekdoosgedicht waar dus ook een melodie in schuilt. Die staat niet op een notenbalk, maar zingt in ons bloed."

Sterrenwijsje

Aangespoeld in Oostende


1. Afscheid van Antwerpen

't Beiert in mij, meeuwenstroom, ik
vind geen woorden meer voor u, bloed
als een neergehaalde linde
woordenkraam die wordt gesloten
taxi aan de lijn - 'oost, einde ...'

De markies van Borgerhout weet
alles valt naar beneden behalve
de noordzee: die blijft drijven


2. Oostende, bij de overzet visserskaai - oosteroever 

Schipper Marnix schreef in de gloed:

Oliegladde zee bloedend rode zon.
 We varen. Malen over vissersadem.
 Ochtendrood zeemansnood. We vissen.
 Winden. Het schip leeft. Ik is wij.

Aangespoeld met sputtermotor
longen met de vlaamse ziekte
open u toch, mijn o - maar uw
kaai staat droog; dik water, daar toogt
odysseus: 'wat was is niet meer.'

Beest bast. Draak lacht.

'Loopt de zee soms over? Kom, mijn broeders -
Luiz, blaas uw polka de la muerte!
Bruno, speel uw 'captain of my ship' voor
'meisjes golvend als de baren' - ay, want
gras is hier niet groener. zing met ons mee:

het sop verschiet van tint
garnaalt van sloep en wrak -'


3. Lied van het visdiefje

Het sop verschiet van tint
verhaalt van slak en wrak

Vader komt niet thuis, getijdenkind
witte klif, een veer danst in de wind

TIERELIER, STRAKS GAAN WE NAAR DE PIER
WACHTEN OP DE ZON HAAR NACHTJAPON

een bobijntje zonder eindje, waar
ga je heen, de kering die is daar

in dover schijnt de zon
in dover schijnt de zon
in dover schijnt de zon


Peter Holvoet-Hanssen 

Met dank aan (1 - Antwerpen) Steven Grietens, 'Markies van Borgerhout' voor het citaat, cursief
Met dank aan (2 - Oostende) Schipper / Odysseys Marnix Verleene - ZeeRidder (De Laatste) van De Vissersbent - voor zijn fonkelverzen, cursief
Een laatste dronk op Luiz 'inframundo' Márquez ('Las muchachas se mueven / Como olas en el mar') en Bruno 'Walking on Water' Deneckere voor hun muzikale branding bij de rotsen.

Met dank aan Vrijstaat O.

Met de inhuldiging van zijn laatste Stadsgedicht sloot Holvoet-Hanssen op zaterdag 21 januari zijn tweejarige Antwerpse stadsdichterschap feestelijk af in Oostende. De ‘Koningin der Badsteden’ is voor Holvoet-Hanssen een maîtresse bij wie hij op adem komt. Het zeventiende Stadsgedicht is dan ook een vaarwel aan Antwerpen en een 'asielaanvraag aan de zee'. Diezelfde dag opende in de Venetiaanse Gaanderijen de tentoonstelling ‘Zee- en stadsgedichten, van Antwerpen tot Oostende’ en lanceerde de StadsPeter zijn nieuwe boek ‘Antwerpen/Oostende’.

Bekijk hier de voorstelling van dit stadsgedicht in Oostende:

Aangespoeld in Oostende

De Tuin der Poëten

de sterrende nachten
gevallen op aarde
het vuur dat blijft smeulen
‘wie schiet nu op kinderen’
bed van zwaluwstaarten
de paarden die zwijgen
de witte de zwarte
de zwarte met witte
vegen en stippen

je ezeltjesogen
wil ze niet doven
de sneeuw verlicht de nacht
schaduw de vlokken
of sta stil als een cactus
bij de baard van Mozes
geen kikkers die kwaken
geen huizen met daken
geen sterren die waken

de zwervers verdreven
toen engelen zwegen
de wind draagt de wolken
de wolken de regen
schuil onder de varens
bladspiegel de vijver
kruid tegen bloedzuigers
en de wilde citroen
in de Tuin der Poëten

Peter Holvoet-Hanssen

Op Gedichtendag 2013 doopte gewezen stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen de botanische tuin om tot de ‘Tuin der Poëten’, een groene oase die regelmatig het decor vormt voor poëzie-initiatieven en waar je rust en schoonheid kan vinden wanneer de wereld op je hoofd lijkt te vallen.

Het gedicht 'De Tuin der Poëten' dat Peter Holvoet-Hanssen schreef voor de Antwerpse plantentuin kreeg op 4 juli 2013 een vaste plek in ‘den botaniek’.

De Tuin der Poëten

Digitale publicaties

Blader hier door onze bibliotheek van digitale magazines, brochures, gidsen en andere publicaties.
Volledig scherm