Stadsdichters
Na het ARUP-rapport
Middelpunt
Liedje voor de Kanaalzone
Elfhonderd meter gedicht
Voor JVL
Vader
Schoon volk
Ben ik
Trouwen
Blijft bij ons
Bouwblok
Zonder
Je bent er
Zo is poëzie misschien
Hier
Hoe is ‘t
Gedichten
Eind januari 2010 sloot Joke van Leeuwen haar stadsdichterschap af. Ze schreef in die hoedanigheid niet alleen gedichten: door samenwerking met ontwerper Bob Takes kregen die gedichten op allerlei manieren een bijzondere plek in de stad. Zo werd een digitaal gedicht op gevels en in warenhuizen geprojecteerd en was een gedicht van ruim een kilometer te lezen in de voetgangerstunnel. . Joke van Leeuwens gedichten waren niet enkel in het centrum te zien, maar reisden ook rond in de districten. Haar stadsgedichten zijn op verschillende plekken nog te lezen in de stad, waaronder ‘Liedje voor de Kanaalzone’ op de Bostotoren en ‘Ben ik’ aan het Theaterplein.
Als getuigenis van twee vruchtbare jaren en als inspiratiebron voor andere steden maakten Van Leeuwen en Takes ‘Hoe is't – gedichten in ‘t stad’ (Querido), een boek vol poëzie en beeld waarin alle stadsgedichten werden verzameld, gedocumenteerd en toegelicht.
Stadsdichter 2008-2009
van Leeuwen
Joke van Leeuwens eerste stadsgedicht heet 'Hoe is ’t'? Dit ‘bewegende gedicht’ werd niet afgedrukt maar geprojecteerd op een omvangrijke muur van het universiteitsgebouw ‘De Meerminne’ aan de Sint- Jacobsmarkt, steeds van 6u tot 8u en van 17.30 tot 23 uur. Nadien reisde het rond door de districten. Voor de realisatie van het geanimeerde gedicht werkt Joke van Leeuwen samen met kunstenaar Bob Takes die zijn sporen onder andere heeft verdiend als motion designer bij de VPRO en de VARA.
Hier
Ik stoot hier mijn kop, schrijft de wind
(lange lussen en al), ik moet hier vooruit
tussen ruit en vooruitgang, gemorrel van
mensen hoog boven hun hoofd, hoe weet
ik nog of ik wind mee ben of tegen.
Dit hier is een plek waar de mensen niet
zwegen, ik weet van hun woorden, ik droeg
ze al voort toen ik hier over bossen en
laren en vachten van vee van het volk blies,
ik trek hier al eeuwen aan oren.
Ik aaide hier voren, liet loof van de pastinaak
wuiven als bakens voor bleke onmisbare
wortels, ik woelde hier haren om, kroop als
een dronkenman onder de rokken van wie hier
vertrokken voor weeral een vijand.
Want vijand werd vijand genoemd en werd
vijand, ik hielp hem het vuur aan het hout van
de huizen met waaien te laaiend te maken,
ik vrat het verleden mee weg, even
los als wat liep op twee benen.
En zag op twee benen de schooiers in zijde,
de brouwers en beenhouwers zijn voor het
zijn, ik rook aan de lijven de haastige ziekte,
heb veel oude nieuwen hier weten beginnen
met ergens een binnen, een boom.
Ik schreef hier onleesbare rimpels op water dat
ongenood kwam, liet drijven wat hoorde te
blijven, ik zag nieuwe straten genoemd naar het
oude, ik jaag mezelf na hier, de hoeken om
fluitend rond al dit doorzichtigs.
Soms lig ik hier stil. Dan leggen zich vuil en
woestijnzand en zaden en briefjes met
niet-meer-vergeten-dit neer op de tegels,
voor voeten van wie naar de trein moet of
wie hier geborgen wil zijn, iets wil houden.
Het stadsgedicht 'Hier' werd geschreven voor de buurt rond het Kievitplein en Borgerhout. Het is 16 meter breed en 5 meter hoog, handgeschreven en getekend te zien op het Anna Bijnsgebouw op het Kievitplein achter het Centraal Station met illustraties van Joke van Leeuwen.
Je bent er
til een scherf uit de stad
maak een laken van gras
neem de zon als plafond
gras is nooit ooit alleen
ligt en richt zich weer op
bomen hoeven geen huur
vogels spreken hun tjieps
of hun pieps of hun tjilps
en je bent er je bent
Zondag 25 mei 2008 opende het langverwachte Park Spoor Noord. Het terrein ten westen van Viaduct Dam is sindsdien een heerlijk park met groen gras. Joke van Leeuwen schreef voor de opening van Park Spoor Noord een stadsgedicht. Het werd op een grote canvas opgehangen.. 'Je bent er' is een gedicht om bij in het gras te liggen, sober van taal, waarin het park en de buurt er omheen doorklinkt.
Zo is poëzie misschien
Uit de verschillende dichtregels kwam dit gedicht woord voor woord tevoorschijn:
zo is poëzie misschien:
als goed brood dat nooit genoeg is
als een niet onverschillig lichaam op een vrijdagmorgen
als grijze gedachten die dwingender fluiten dan de wind
als de geur van aan tafel 's avonds ooit een moeder
als de blues op de stoel van de liefde
als adem die soms janverdomme zingt
poëzie is: ik ik ik ik mij ik mij ik
poëzie is: ik schrijf en ben
is een woonhuis
is
Voor de 75ste verjaardag van het Letterenhuis schreef Joke van Leeuwen het gedicht 'Zo is poëzie misschien'. 'Zo is poëzie misschien' werd geschreven met woorden uit oude dichtregels. Net als het eerste stadsgedicht is het niet bedoeld voor op papier, maar om bewegend, op drie monitoren tegelijk, te worden weergegeven. Het gedicht dat oplichtte uit beroemde oude dichtregels was van juni t/m september 2008 te zien in de inkomhal van het Letterenhuis.
Zonder
Acht keer heb ik de bomen kaal zien worden,
acht keer heb ik de bomen vol zien worden.
De zetel die ik vond is wankel.
En ik versta alles: de vermaning van een
man achter glas, de kreet van een kind
op een schommel.
Ik inspecteer mijn handen, nu die niet
werken mogen, ik controleer mijn hoofd
of daar nog iets vertakt.
Ze zeiden vroeger als ik niesde:
nu komt het allemaal in orde. Ik nies
de hele winter.
Mijn zus heeft al papieren, mijn zus
heeft nu een kaartje kleiner dan een
boterham.
Ai, als ik eens een zetel had die zachter
voor mijn rug was en dat ene, kleiner
dan een boterham.
Dit stadsgedicht was in het bijzonder bedoeld voor het Protestants Sociaal Centrum dat mensen zonder papieren opvangt en begeleidt. Speciale dank gaat uit naar Anna, Ayub, Sima en Daniël.
Het gedicht werd voorgedragen op 14 december 2008, tijdens een demonstratie voor een snellere afhandeling van door de regering beloofde regularisatiemaatregelen.
Trouwen
Al bezig te bestaan, maar nu
hier te beginnen aan voortaan,
aan een hierna dat mag behoed,
de dagen met vier handen op
te tillen, te zeggen ja, te zeggen
dat we ja, te zeggen dat we willen.
De trouwboekjes van 't Stad werden in 2009 vernieuwd. Een rood boekje in een grijze kaft; op de grijze kaft plaats voor een mooie tekst. Van de stadsdichter bijvoorbeeld.
Kies
Bestaan kan iedereen.
Er zijn vraagt moed.
En wat de dichter doet
is pleiten voor het een.
Hij wil zijn leven niet
door wekkers laten leiden
of als een hond onthouden
dat hij kan slapen tot
het rinkelt naast zijn oor.
Hij bauwt niet na
wat hij soms uit
een mond hoort vallen
op tram acht, of met
een zwart kwast over
een smoel geschreven ziet.
Zelf houdt hij niet
van vlekken maken,
maar als het bot moet
stelt hij dingen scherp
zodat het snijdt.
Hij woelt en spit graag,
graaft de scherven
uit de klei, haalt het beste
wat er is naar boven,
ook al weet hij dat er
daardoor naast zijn hart
een stem blijft jeuken,
maar ach zo gaat dat
als de dingen moeilijk
worden en je bereid bent
met een pen van krijt
of kool te schrijven.
Hij is het best geplaatst
om iets over de gum
te zeggen, omdat hij
als geen ander weet
hoe leeg het is als hij
het blad omslaat, hoe snel
de fout, maar ook hoe klein
en hoe verlamd
een hand van angst.
En daarom juist blijft hij
in potlood denken,
want dat is volgens hem
het wezen van er zijn.
Bart Moeyaert schreef 'Kies' ter gelegenheid van 0110, de waaier van culturele evenementen voor verdraagzaamheid. Verschillende kranten en andere media pakken er in hun weekendeditie van 30 september mee uit. In zijn nieuwe stadsgedicht heeft Bart Moeyaert het over de morele plicht om te kiezen. Niet het klakkeloos overnemen van "wat hij soms uit een mond hoort vallen op tram acht", maar de beredeneerde afwegingen. Sommige dingen doe je in groep (grote manifestaties bijwonen!), andere doe je in stilte. 'Kies' is een aanvulling op 0110, want na het grote, gezamenlijke evenement moet iedereen zijn eigen keuze(s) maken.
Blijft bij ons
Blijft bij ons en a is nie kunne blijven,
zijn klak bleef hier en weet nie meer wa doen,
geen dak meer voor ne kop waarin de wereld stak.
De brug van Willebroek is nie meer toe.
Stad met uw rotte tanden en uw goud, zing wat em
zong van al uw daken, zing van een lief, van zotten,
van krapuul, van het verlangen dat er wroet in onze lijven.
Blijft bij ons en zo zal em kunne blijven.
Na het overlijden van Wannes Van de Velde vereeuwigde Joke van Leeuwen de stadsbard bij uitstek in haar gedicht (tevens een lied) 'Blijft bij ons'. Het gedicht verscheen in verschillende kranten.
Ben ik
ben ik niet goed wel goed ben ik
ben ik niet niet van mij ben ik van
ongevraagde krassers in mijn kas
draag ik geen veilig vel mag ik
geen dak van licht dat dit dat dit
weg weg en alles alles dan
zie wat ik zeg dat ik niet zeggen kan
Op de Werelddag tegen kindermishandeling – 19 november 2008 - stelde Antwerps Stadsdichter Joke van Leeuwen haar nieuwe stadsgedicht 'Ben ik' voor. Het stadsgedicht is een aanklacht tegen kindermishandeling.
De laatste regel van het gedicht werd aangebracht op de luifel boven het Theaterplein en was daar tien maanden lang te lezen. De regels werden zodanig aangebracht dat het op bijna alle plaatsen waar je stond te zien was als een verbrokkeling, slechts vanaf één standpunt zag je het als een leesbare en zinvolle zin. Dit sprak de hoop uit dat slachtoffers van kindermishandeling niet noodzakelijk voor altijd getekend blijven. In 2009 krijgt het gedicht een vaste plek op een muur van het kindertheater HetPaleis.
Schoon volk
Hebben een buitenkant gekregen
met binnenkantlezers, droevigwezers,
kleurenkenners, kruidenruikers
en een vlekje op een plekje.
Hebben aanwezigheid gekregen,
schouderscharnieren, spierspanning,
bloedgroep, baltsroep en
breekbaar gebeente.
Hebben herkenbaarheid gekregen,
breedte, hoogte, herkomsthuid,
armen zoekend waar te blijven,
schrammen van ooit ergens.
Hebben afwezigheid gekregen,
dichtdoegezichten, vuisten als
knoppen, ingepakte voeten op
de groetmetochstoepen.
Hebben aanraakbaarheid gekregen,
vingertip, voeling, leesbaar als
weerbericht, weerbaar de grenzen
van vel over veel.
Dragen een hoogst persoonlijk hoofd
met kanalen waardoor woorden
de oever van de lippen halen:
hoor wat er hangt in de hersens.
In het Atlasgebouw liep in 2009 de tentoonstelling 'Schoon volk'. Deze tentoonstelling toonde dertig mensen die vertellen hoe hun uiterlijk hun persoonlijke ontplooiing beïnvloedt.
Op de binnenplaats van het Atlas-gebouw werd naar aanleiding van deze tentoonstelling het stadsgedicht 'Schoon Volk' permanent aangebracht in een ontwerp van Bob Takes.
Het gedicht is ook geschreven voor het voormalig buurthuis de Lakbors (nu Dinamo) in Deurne.
Voor JVL
U heeft geleefd, uw voeten zijn gegroeid,
raakten de aarde aan, tot ze verbaasd om
wat niet wilde op de plankjes van de rolstoel
bleven staan. Uw handen tastten naar uw tas
waarin uw wereld en uw zakdoek zat,
uw ogen naar de man die ooit dicht bij u was,
naar wie u hielpen, naar het licht dat u begroette.
Waar u nu ook mag zijn waar u niet bent,
we zullen weten dat u heeft geleefd en liefgehad
en dat daar de gordijnen open moeten.
Dit is letterlijk genomen geen stadsgedicht. Het is een gedicht voor één persoon, een onbekende dan ook nog, die geen familie of vrienden op haar crematie had.
Dit gedicht werd op 23 januari 2009 voorgelezen tijdens de begrafenis van JVL op het Schoonselhof en kadert in het project 'De Eenzame Uitvaart'. Het was het eerste uitvaartgedicht van dit project, in Antwerpen opgericht door Maarten Inghels.
De Eenzame Uitvaart is een literair en sociaal project waarbij dichters voor eenzaam gestorvenen een persoonlijk gedicht schrijven en dit op de uitvaart komen voordragen.
Vader
Hij was gekamd, gewassen en in leven,
geen tanden meer, maar warm rond zijn karkas,
verbaasde ogen achter brillenglas.
Waar was zijn vrouw, waar was zijn huis gebleven.
Hij wist niet of hij woonde waar hij was.
Hij wist niet of ze eten zouden geven
en wie was op bezoek geweest zo-even
in zijn met thee en troost bekleed moeras.
Alles werd nu en alles onbestemd.
Hij gaf het op, de broek met scherpe vouw
bleef in de kast, hij lag en wachtte af
hallo daar roepend in zijn onderhemd,
tot hij zijn zoon die hem nog groeten wou
zag en herkende en zijn zegen gaf.
'Vader' is een gedenkteken voor wie ten prooi viel aan Alzheimer. En het spiegelt de poëzie van Willem Elsschot, klassiek en sociaal bewogen. Hij schreef verschillende verzen over een/de moeder.
Elfhonderd meter gedicht
van binnenstad naar Linkeroever:
Ha ga hier, u jij golle jullie gij, door deze gang van lucht in boomse klei, behaagziek als een brug zijn tunnels niet, de wereld is teruggebracht tot kleine optocht van toevalligheden, een snelle blik in onbekende ogen, een jas waarin hier iemand al eens kwam, hier kunnen zon en wind niet bij, hier bloeit niets, groeit niets, is het heen of weer binnen de lijntjes blijven, en boven gaat het zoveel kanten op, tien hoog en toch nog uitzichtloos of op de grond iets als de hemel, en u jij golle jullie gij, al is sint-annadorp vergaan, de put in en verdwenen, er waaien oude liedjes rond tielierelarelom die willen zich bewaren tussen getob en tegenzin en opgeraapte grappen, wat doen de benen hier hun best, er moet weer wat, dat zal wel zijn, iets halen, iets betalen, iets willen, iemand zien misschien, waren de buizen hier als glas, was er dan nu nog wat er was, diep in de grond verzonken huizen, drie potten met verschaalde lijdzaamheid en zoete bonen, de kraag van een matroos met einders in herinnering en veel vuil spel en slappe touwen, de grove buiken van gestorven schepen, daarboven vissen die volharden, daarboven alles, maar toch weeral geen fraai ontvangend comité dat staat te zingen van wees welkomtierelierelom, hoe goed dat u jij golle jullie gij weer boven bent zijn zijt (en dan de grote trom en een refrein)
van Linkeroever naar binnenstad:
Ha ga hier, u jij golle jullie gij, gekomen uit een kromgetrokken droom met overkant, nog zevenhonderd stappen min of meer en daar is 't stad, een plein, een schilderij, een berg vers fruit, een park dat kan bewaard, een menigte die nieuwe kleren wil, een taak die languit ligt te wachten, een nacht met ogen open, de properpoetser voor de glans (de koninklijke poort is moeten lopen naar de gillisplaats, daar staat die poort niet echt een poort te zijn, er is wel meer niet wat het is), terwijl hier u jij golle jullie gij onder de schelde bent zijn zijt, ligt alles boven als versteend op u jij golle jullie gij te wachten, het wenen op de pauzeknop en niemand raapt nog grappen op, het lachen houdt zich in om dalijk door te gaan, de stad is stil gaan staan bij wat er wringt en al die antwerpse geschoeide voeten stokken, even vraagt niemand waar vandaan, een schreeuw blijft aan een dakgoot hangen, de auto's wachten voor het rood en even gaater niemand dood die iemand graag in leven houdt, het brood wordt even niet meer oud, de hoogtste bomen weigeren de wind, een val wordt net op tijd gebroken, de prater zwijgt en vraagt zich af wat hij te zeggen denkt, het water blijft verbaasd in buizen aarzelen, de haast weet niet meer waar naartoe, maar dan als u jij golle jullie gij weer boven komen komt, boegeert het, botst het, bloeit het, vloekt het, is het toch weer later
'Elfhonderd meter gedicht' is letterlijk een lang gedicht. Het moest immers lang genoeg zijn om beide oevers van Antwerpen te halen. Dit gedicht was in april en mei 2009 te lezen in de Sint-Annatunnel (voor voetgangers en fietsers) die de linker- en rechteroever van Antwerpen verbindt.
Het gedicht werd vrolijk ingehuldigd: een stoet mensen, onder wie burgemeester Patrick Janssens, liep achter de muziek en de dansmariekes aan de tunnel door.
Liedje voor de Kanaalzone
(op muziek van Caroline Deutman)
beneden tegen de aarde aan
moeten de mensen door straten gaa
kloppen de ochtenden aan hun deuren
hebben ze handen voor het labeuren
willen hun monden wat laten verstaan
beneden tegen de aarde aan
beneden langs het kanaal
zijn ze verhaal naast verhaal
laat ze maar onder hun jassen en kragen
prachtige passende vleugels dragen
vleugels dragen voor dat bestaan
beneden tegen de aarde aan
Rond het Albertkanaal liggen de wijken Kronenburg en 't Dokske. Het zijn volkse buurten waar heel wat opslagplaatsen en bedrijven staan. Om deze buurt wat meer kleur te geven werd het gedicht 'Liedje voor de Kanaalzone' geschreven. Een deel van dit gedicht werd - in een ontwerp van Bob Takes - aangebracht op de Bosto-silo achter het Sportpaleis.
Op 17 mei 2009 werd de gigantische tekst ingewijd tijdens een vrolijke bijeenkomst, waarvoor personeel van het Bosto-bedrijf heerlijke paella had gemaakt.
Na het ARUP-rapport
We zijn de Iedereen van wie
't Stad is en verliezen veel
maar niet onze gezichten.
Niet de herinnering aan wat er
omterallernoodzakelijkst moest
zwichten toen men gericht en met
de tijd mee door het weefsel sneed.
Dat deden die van het verleden.
Nu, in hun toekomst, doet men weer
aan toekomst, langdurig onverwijld, en
maakt taal bochtige tracés om te beslechten.
De Iedereen heeft wat te zeggen.
In 2009 was er veel te doen over de vraag of het fileprobleem rond Antwerpen moest worden bestreden met een viaduct of een tunnel. In maart concludeerde het vermaarde onderzoeksbureau ARUP/SUM dat een tunnelalternatief beter was. Nadat voormalig minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen toch toestond dat een aanvraag voor een bouwvergunning van het viaduct werd ingediend, was dit gedicht de onmiddellijke reactie. In de maanden erna stonden de BAM (Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel), die een viaduct wilde, en de actiegroep Straten-Generaal, die het tunnelalternatief hadden uitgewerkt, tegenover elkaar. Tijdens het, door de actiegroep Ademloos afgedwongen referendum dat in oktober over de kwestie werd gehouden, stemde een meerderheid tegen het viaduct.
Aan een olifantje
Daar ben je dan, jij langverwachte,
mooie eenvoud, parel op vier
zware steunpilaren, met oude plooien
in je nieuwe huid. Je had een grote oom
van hout, die spoot in 't stad gedachten
nat en lichter dan ze waren.
En hij was, net als jij, gewenst.
Zie je die hekken? Hekken zijn je grens.
Daarbuiten zijn nog veel meer grenzen.
Hoor je die wezens achter gaas die met
gekleurde lappen om op twee
voor jouw idee heel dunne pootjes
naar je staan te staren? Die zijn van
onze soort. Wij heten mens.
Op verzoek van de Zoo schreef Joke Van Leeuwen een gedicht voor het in 2009 geboren olifantje Kai Mook. Rond de geboorte van Kai Mook ontstond een ware mediahype.
Tegelijk is het een gedicht voor een andere olifant die drie jaar voordien de Antwerpenaren ook al wist te ontroeren. In 2006 trok een mechanisch-elektronisch reuzenexemplaar van de Franse straattheatergroep Royal de Luxe door de straten langs een enorme menigte genietende toeschouwers.
MDDLPNT
dit is het middelpunt van de wereld
het middelpunt is een schoot op pootjes is een
mond met een mening een vraag die fladdert
is alles hard zwijgend door horen groeien
dit is het middelpunt van de wereld
jazeker zit er maar op
dit is het middelpunt van de wereld
het middelpunt is van steen en adem
is een mond met een mening
een vraag die fladdert
is alles hard zwijgend door horen groeien
is randen vermoeden en rafels en kanten
is ongeduld neerleggen en er naar kijken
dit is het middelpunt van de wereld
jazeker sta er maar op
MDDLPNT is geschreven voor enkele hangjongerenplekken. De eerste versie is in het Veltwijckpark in Ekeren aangebracht op twee zitbanken.
De haven in 2009
Voortmaken is het, de waar moet de wereld in.
Shift na shift komen de dokkers van 't Kot
met hun boekjes en dienen de drift van de
laadkistenstad en haar dierentuin
(olifant, spinnenkop, mussenbek), bergen
van bulkgoed en stukgoed, vracht en gewicht.
Het licht laat de nacht er niet bij.
Volhouden is het. Diep in het vel tikt teruggang
(is er vandaag weer geen werk of toch wel).
Vroeger blijft hangen in namen, in een dorp
als een aftands gebit, waar nog hoop achter zit,
in land dat niet brak wil als slikken.
De Schelde, die moeit zich niet,
daalt maar en stijgt met het tij.
Nagewuifd door het riet schuift een schip
uit een sluis, - see you again in Antwerp -,
vissen gaan verder met paaien, een zwaluw
bouwt toch weer een nest in een oeverwand.
Voortmaken is het, daar op de kaaien, de waar
moet verladen, de toekomst wordt vastgesjord,
met het verleden langszij.
De haven
Voortmaken is het, de waar moet de wereld in.
Shift na shift komen de dokkers van 't Kot
met hun boekjes en dienen de drift van de
laadkistenstad en haar dierentuin
(olifant, spinnenkop, mussenbek), bergen
van bulkgoed en stukgoed, vracht en gewicht.
Het licht laat de nacht er niet bij.
Verderop als verstekeling blijft er een
vroeger, het hangt in de namen van
wat niet meer is, in een dorp als een
aftands gebit, waar hoop nog te tikken zit,
in land dat niet brak wil als slikken.
De Schelde, die moeit zich niet,
daalt maar en stijgt met het tij.
Nagewuifd door het riet schuift een schip
uit een sluis - see you again in Antwerp -,
vissen gaan verder met paaien, een zwaluw
bouwt toch weer een nest in een oeverwand.
Voortmaken is het, daar op de kaaien, de waar
moet verladen, de toekomst wordt vastgesjord,
met het verleden langszij.
2009 was een moeilijk jaar voor de haven: in de eerste negen maanden van 2009 werd bijna een vijfde minder geladen en gelost dan het jaar ervoor. Het gedicht refereert ook naar het dorpje Doel, dat half afgebroken voor zijn behoud blijft strijden. Het werd in gewijzigde versie aangebracht op een raam van het Havencentrum, een versie die ook na de crisis actueel blijft.
Hieronder kan u beide versies terugvinden.
dag klein kindje hier in't stad
als het regent word je nat
maar de zon maakt alles droog
dit zijn torens
die zijn hoog
op de schelde vaart een boot
groen en geel en blauw en rood
deurtje open
deurtje dicht
na het donker
komt het licht
en dan doen we kleren aan
om naar buiten toe te gaan
dag huis
dag deur
dag hond
dag kat
dag klein kindje hier in ’t stad
'dag klein kindje hier in 't stad' werd een stadsgedicht voor de allerkleinsten en werd uitgegeven in een kartonboekje met eenvoudige woorden en beelden. Het idee sloot aan bij het project Boekbaby's van de Vlaamse Stichting Lezen (vandaag Iedereen Leest). Dat project moedigde ouders aan om samen met hun kleine kinderen te genieten van boeken. De boekjes werden vanaf de voorleesweek in november 2009, samen met het basispakket van Boekbaby's verspreid over de Antwerpse stadscrèches.
Mensen van Antwerpen
Die de dagen dragen,
die sjotten tegen de leegte,
die bloemekes in bakken doen
(zaagd ni dad et ni goe is).
Die zoenen in plantsoenen,
de met verweesde waren
op kopers blijven hopen,
die door de winters gaan.
Die met z'n honderdduizenden
zichzelf te eten geven,
te feesten, te vermoeden,
te voortbestaan.
Aanwezigheid, van huid,
van water, van geluid dat
denken dimt, van koekenbrood,
beton en wol.
De stad te zijn, de stad die zich
in hen heeft uitgespreid.
'Mensen van Antwerpen' is het laatste stadsgedicht van Joke van Leeuwen. Als nieuwjaars- en afscheidscadeau maakte van Leeuwen een prachtige tekening bij het gedicht en deze werden in postervorm aangeboden aan de mensen van Antwerpen. De poster was in januari 2010 ook zichtbaar in het straatbeeld via een affichecampagne. Bovendien werd de poster ook aangeboden aan diensten- en ontmoetingscentra van het OCMW en ziekenhuizen en staat het gedicht ook te lezen in het fotoboek 'Stadsmussen' van fotograaf Werner Van Reck.